Hoofdstuk 29 - cause that's what friends are for

124 13 3
                                    

Toen ik eenmaal op straat liep bedacht ik me dat ik eigenlijk geen idee had over wat ik nu wilde bereiken. Het was negen uur 's avonds, en ik liep zonder jas over straat. Gelukkig was het een warme dag geweest waardoor de omgeving nog warm was van de zonnestralen van de dag. Maar ik voelde dat het langzaam af begon te koelen, en in alleen een maxidress over straat zwerven leek me ook geen goed plan.

Maar één ding was zeker: ik wilde niet terug naar huis. Ik kón niet terug. Dat zou als verraad voelen tegenover Levi. Als mijn vader de waarheid sprak, en ik was vrij zeker dat hij dat deed, was Levi inderdaad de grens al over. Aangezien zijn nummer verwijderd was uit mijn mobieltje kon ik hem onmogelijk bereiken.

Als ik dacht aan wat mijn vader had gedaan werd ik alweer witheet van woede. Mijn adem ging steeds sneller, met horten en stoten, en ik voelde hoe ik in paniek raakte. Ik bleef staan en leunde tegen een boom terwijl ik met gierende geluiden ademhaalde.

O mijn god, dacht ik. Straks stik ik nog.

Volgens mij was ik aan het hyperventileren. Althans, ik had alle symptomen ervan. Ik haalde veel te snel adem en werd licht in mijn hoofd. Toen ik mijn ogen open deed zal ik overal sterretjes dansen. Dit is niet goed, dacht ik verwilderd terwijl ik probeerde mezelf te kalmeren. Rustig Valerie. Het komt allemaal goed.

Maar dat was juist hetgene waar ik bang voor was. Dat het niet meer goed zou komen.

Ik focustte mijn aandacht op de stoeptegels, en de geur van zomer die mijn neusgaten binnendrong. Adem in, adem uit. De frisse lucht zou me vroeg of laat wel weer rustig maken. Dat moest wel. Ik kon hier moeilijk stikken.

Toen herinnerde ik me opeens iets wat we hadden geleerd tijdens een EHBO cursus op school. Ik liet mezelf onmiddellijk op mijn billen zakken en duwde mijn rug tegen de boomstam waar ik zojuist nog tegenaan had geleund. Mijn hoofd stopte ik tussen mijn knieën en ik probeerde zo regelmatig mogelijk adem te halen.

Na vijf minuten ging het eindelijk wat beter. Het verbaasde me dat er helemaal geen voorbijgangers langs waren gekomen, maar misschien was dat ook maar beter. Ik zou me schamen als iemand me zo zou zien, met uitgelopen mascara en mijn haren in de klit. Ze zouden vast vragen stellen die ik niet wilde beantwoorden. Die ik niet kón beantwoorden.

Ik besefte me dat ik hier niet de hele nacht kon blijven zitten. De lucht koelde af en ik begon het langzamerhand steeds kouder te krijgen. Met mijn handen wreef ik over mijn bovenarmen om het wat warmer te krijgen en besloot dat ik het beste Anabel kon bellen.

Zo goed als mogelijk veegde ik de mascara van mijn gezicht af. Ik hoopte maar dat ik niet al te erge huilogen had, en mijn haar deed ik in een knotje zodat de klitten minder opvielen.

Met trillende handen type ik het nummer van Anabel in en hield de telefoon tegen mijn oor. Na drie keer overgaan nam Anabel op. Ik had een zo goed mogelijk verhaal bedacht waardoor ze bijna wel moest geloven dat ik de waarheid sprak. Verder hing alles af van de acteerkunsten voor de rest van de avond.

"Ik hoop dat je belt met een verklaring waarom je mij de afgelopen dagen alwéér verwaarloosd hebt?" klonk het quasi-geïrriteerd aan de andere kant van de lijn.

Ik schraapte mijn keel en deed mijn best om zo paniekerig mogelijk te klinken. Met mijn net-aan overleefde hyperventilatieaanval was dat niet zo moeilijk.

"Jeetje Bel, je raad nooit wat ik meegemaakt heb!"

Het bleef stil aan de andere kant van de lijn waaruit ik opmaakte dat Anabel wachtte op meer uitleg.

"Mijn ouders blijven onverwacht overnachten bij een college omdat er enorme files staan, maar ik heb mezelf per ongeluk buitengesloten.."

Het was niet eens helemaal gelogen, aangezien ik mezelf vanochtend écht had buitengesloten. Was dat echt nog maar een halve dag geleden? Ik kon het me nauwelijks voorstellen.

"Ik heb een plek nodig om te crashen, en natuurlijk dacht ik meteen aan mijn beste vriendin die ik nóóit zou verwaarlozen."

Aan de lijn bleef het nog steeds stil, waarna ik Anabel hoorde zuchten. "Ik maak het bed vast op." Van blijdschap maakte ik een sprongetje in de lucht, wat helaas een rare blik opleverde van een voorbijfietsende man. Ik riep nog snel gedag in de telefoon en begon toen richting Anabel te lopen. Niet de snelste manier, maar mijn fiets stond nog in de achtertuin en ik wilde het risico niet nemen om één van mijn ouders onder ogen te komen.

Vanaf mijn huis naar dat van Anabel is het ongeveer vijf minuten fietsen, wat betekende dat ik er ongeveer tien minuten lopend over zou doen. Die tijd en rust op straat gaf me de tijd om nog eens rustig over alles na te denken.

De woede van net ebde langzaam weg en maakte plaats voor verdriet toen ik me bedacht dat ik Levi misschien nooit meer zou zien. Zou dat echt kunnen? Ik had een jaar geleden zijn broertje verloren. Zou ik hem nu ook verliezen? Ik besefte me dat Levi een stuk meer voor me was gaan betekenen dan dat ik in het begin ooit had kunnen denken.

Na een kwartier stond ik eindelijk voor de deur van Anabel. Net toen ik mijn hand op de bel wilde leggen, deed haar moeder open. Ik probeerde zo opgewekt mogelijk te kijken toen ze me feliciteerde met mijn examenuitslag. "Dankuwel!" riep ik gemaakt blij terwijl ik de trap naar Anabels kamer opliep.

Zachtjes klopte ik op haar deur, waarna er een gesmoord "Binnen!" klonk. Een beetje verbaasd opende ik de deur en schoot in de lach toen ik Anabel zag worstelen met het hoeslaken en het matras. "Hier, ik help je wel even," zei ik snel, blij dat mijn aandacht eindelijk een beetje verzet kon worden.

Toen het bed opgemaakt was en we er samen op neergeploft waren, schraapte ze langzaam haar keel en keek me aan terwijl ze mijn hand pakte.

O nee. Niet nu al.

"Val, ik ken je nu al zes jaar. Denk je echt dat ik het niet doorheb als je tegen me liegt?"

Shit.


DestinyDonde viven las historias. Descúbrelo ahora