Hoofdstuk 2

61 11 73
                                    

Met tranen in haar ogen loopt Mía haar ouderlijk huis uit in de vroege morgen. Het is inmiddels drie dagen geleden dat de Tenebris hun aanval inzette. De meeste schade is inmiddels hersteld en de Wellsen, die er verstand van hebben, bereiden plannen voor om terug te slaan. Niet omdat ze dat graag willen, maar ze hebben iets van hen meegenomen. Een traan loopt over haar wang naar beneden wanneer ze een voet op het zandpad zet dat het bos in leidt. Niet iets, corrigeert ze zichzelf, maar iemand. Ze hebben haar moeder meegenomen! Nooit had ze die Elf bij de schuur achter moeten laten. Ze had hem weg moeten leiden van de schuilplek, zodat moeder tenminste veilig was. Nu is moeder meegenomen en het is haar schuld! Daarbij komt ook nog dat iedereen van de stam verontwaardigd reageerde op de manier waarop ze de Tenebris uitschakelde. Maar ze begrijpen er niets van. Ze begrijpen haar niet. Ze is een Elf. Een Elementa Elf. Geen Wells zoals zij. Als ze magie heeft, waarom zou ze die dan niet gebruiken? Het is voor het goede doel, nietwaar? Ze denken nu allemaal dat ze een of andere enge heks is, wat uiteraard niet het geval is, maar probeer ze dat maar eens wijs te maken. Ze horen alleen wat ze willen horen, lijkt het wel. Haar broers schenken er totaal geen aandacht aan, maar ze vermoedt dat ze stiekem ook bang geworden zijn voor haar. Allemaal gaan ze haar uit de weg, maar van haar broers vindt ze het wel het ergst. Ze weten toch dat ze anders is? Een zucht verlaat haar lippen terwijl ze dieper het bos in loopt. Zonder moeder leeft ze nu als enige Elf tussen al die Wellsen. Het laat haar eenzaam voelen, want ze is anders dan de rest en dat is nog niet eens het ergste, vindt ze. Ze zijn bang voor haar. Dat vindt ze erg. Alhoewel, wellicht zijn ze niet bang voor haar, maar wel voor haar magische krachten. Dat ze een Elf is, vindt ze allesbehalve vervelend, maar ze vindt het wel vervelend dat ze nu de enige is. Ze heeft vele levens gered met haar actie en het enige wat ze ervoor terugkrijgt is geklaag, geklaag en nog meer geklaag. Zonder haar actie waren er veel meer doden en gewonden gevallen. Dat is één ding wat zeker is.

Er is tenminste nog één plek waar ze zich op haar gemak voelt wanneer ze zichzelf is; de bossen. Al jaren oefent ze hier stiekem haar magie en nog nooit heeft iemand haar kunnen betrappen. Ze heeft dan ook een eigen plekje dat verderop in het bos ligt. Na een kwartier te hebben gelopen, komt ze aan op een grote open plek. Ze loopt naar een dikke, oude boom die aan de rand van de open plek staat en klimt vervolgens via de takken naar boven. Na zeven meter hoog te zijn geklommen, bereikt ze met haar handen het hout dat het platform moet voorstellen waarop gestaan kan worden. Ze klimt erop en kijkt even om zich heen wanneer ze rechtop staat. Vanaf hier kan ze een heel groot gedeelte van het bos zien, maar ook kan ze over de hele open plek kijken. Aan verschillende takken hangen slingers die gemaakt zijn van bruin touw en groene bladeren, om zo de boomhut beter te kunnen laten camoufleren met de bomen. De hut die op het platform staat, is vrij simpel gebouwd. De muren staan kaarsrecht omhoog en het dak ligt er plat bovenop. Er zit geen deur in, maar wel is de opening afgeschermd met een deurgordijn, eveneens gemaakt van bruin touw en groene bladeren. Ze stapt naar binnen en gaat op de houten stoel zitten die er staat. In de hut zitten twee ramen, namelijk één op de muur rechts van haar en één op de muur links van haar. Ook boven haar, in het dak, is er een raam. Nu is het dakraam afgeschermd met een houtje dat ervoor geschoven kan worden, maar het kan opengeschoven worden waardoor je naar de lucht kunt kijken. Het is altijd een prachtig uitzicht. Zittend op de stoel kijkt ze via het rechter raam naar buiten, waar de vogeltjes rustig rondvliegen en de dieren rondhuppelen op de grond. Op deze plek heeft ze zich altijd op haar gemak gevoeld. Niemand kent deze plek, zelfs haar moeder niet. De enige die het geweten heeft, is haar vader. Tijdens hun zoveelste boswandeling kwamen ze bij de open plek terecht en zo graag wilde ze een plekje voor zichzelf. Daarop besloot haar vader om dat te regelen; samen hebben ze de boomhut in elkaar gezet. Uiteraard heeft hij het meeste werk gedaan, want zij was slechts een jaar of tien, maar het is een mooie herinnering die ze heeft. Eentje die ze altijd zal koesteren. Dit is de plek waar ze zichzelf kan zijn en haar magie kan beoefenen, hoewel ook haar vader haar afraadde dit op de open plek te doen, vanwege eventuele nieuwsgierige aagjes in de buurt. Daarom deed ze het vrijwel altijd in haar hut of op het platform. De enige toeschouwers die ze had waren de dieren om haar heen, wat ze overigens geen slecht gezelschap vond. In tegenstelling zelfs. Ze kon het juist wel waarderen. Dan voelde ze zich niet helemaal alleen. Maar vandaag kwam ze er niet om te oefenen. Haar gedachten stonden daar niet naar. Niet nu haar moeder ontvoerd was. Haar beide ouders zijn weg. Er wordt gezegd dat ze wel weer terugkomt, maar zelf is ze daar niet zo zeker van; hoe weten ze dat nou zeker? En wat als ze inderdaad niet meer terugkomt? Dan heeft ze alleen haar broers nog. Hoe zullen zij erop reageren? Ze hoopt maar dat ze niet van elkaar zullen gaan vervreemden. Dat zou zo zonde zijn, maar het is wel waar ze voor vreest. Niemand hier is zoals zij. Niemand zal haar echt begrijpen. De enige die misschien in de buurt komt is Ko, maar puur en alleen omdat hij haar beter aanvoelt doordat ze een tweeling zijn. Ze weet niet wat ze moet doen. Hoe ze zich moet gedragen. Wat er nu van haar verwacht wordt. Hoe gaat het nu verder? Ze weet het niet, maar ze ziet het in ieder geval somber in.

Mía Laire: Een Gloednieuwe WereldWhere stories live. Discover now