Hoofdstuk 9

3 0 0
                                    

Waar eerst nog een lege, wolkjeswitte muur zat aan de rechterkant van de zaal, verschijnt nu uit het niets een dubbele houten deur. Nieuwsgierig kijkt Mía, net zoals Furore, richting de nieuwe deur. Na enkele seconden gaat de linker deur open en stapt er een vrouw de zaal binnen met haar gezicht op haar en Furore gericht. Zonder er gras over te laten groeien, begint ze te spreken.
'Voordat ik jullie meeneem naar leider Romello moet ik de reden en noodzaak van dit bezoek weten, aangezien jullie niet in dienst zijn hier of bekenden zijn van iemand die hier in dienst is.' Vertelt de vrouw, terwijl ze een aantal stappen hun kant op zet.
Mía kijkt voor een moment naar Furore en ziet dat hij zijn mond dichthoudt, dus besluit zij het woord maar te nemen.
'Ik denk dat het niet overdreven is als ik zeg dat het een kwestie van leven of dood is voor de Elfen in deze stad en haar omgeving. Het gaat over het dorp dat zich op de vaste grond bevindt, precies onder de stad Urbe Vitae. Het wordt bewoond door Mensen en we vrezen problemen met hen,' zegt ze en friemelt ondertussen lichtelijk nerveus met haar vingers aan de onderkant van haar T-shirt.
Tot haar grote opluchting ziet ze Furore in haar ooghoeken bevestigend knikken. Nu hoopt ze alleen dat ze serieus genoeg wordt genomen door de vrouw en de leider, gezien het feit dat ze nog maar vijftien jaar oud is, wat onder de Elementa Elfen als zeer jong wordt gezien. Zij worden immers gemiddeld vijfhonderd jaar oud, in tegenstelling tot de Mensen, die vaak de honderdtwintig jaar nog niet eens halen. Triest, vindt ze, maar het is wel waar. De vrouw blijft een poosje zwijgend stil staan en lijkt ineens wat meer gespannen naar haar en Furore te kijken. Na een tijdje doorbreekt ze eindelijk de dodelijk voelende stilte.
'Loop maar met mij mee,' zegt ze kort en met rechte schouders loopt ze terug naar de houten deuren.
Ze houdt de deur open en kijkt hen verrassend geduldig maar vooral afwachtend aan.
Furore en Mía staan op van de bank en lopen allebei naar de vrouw om vervolgens door de openstaande deuropening te stappen. Als laatste stapt de vrouw er doorheen en als Mía zich naar haar omdraait, is de dubbele houten deur alweer verdwenen.
'Wauw,' zucht Mía, een beetje beduusd, waarna de vrouw toch even lijkt te moeten glimlachen.
De vrouw begint al snel weer door te lopen, waardoor Mía amper de tijd heeft om de ruimte een beetje te kunnen bekijken. Toch ziet ze tijdens het lopen dat ze opnieuw in een hal zijn beland, maar deze keer is de hal veel minder lang en ook heeft het een stuk minder deuren dan de voorgaande hallen. Toch zijn de kleuren nog altijd hetzelfde, namelijk het wolkjeswit met helder blauw. In een vrij vlot tempo lopen ze door de hal tot de vrouw ineens zonder waarschuwing tot stilstand komt bij de vierde deur aan de rechterkant van de hal. Zonder wat te zeggen opent ze de deur en gebaart ze met haar hand naar de deuropening. Furore begrijpt de hint en loopt door de deuropening de volgende ruimte binnen. Al zwijgend volgt Mía hem, niet wetend wat haar te wachten zal staan in deze volgende ruimte. Het valt haar meteen op dat de ruimte een kantoor is. Het is naar haar mening erg oubollig ingericht, maar het lijkt wel goed te worden onderhouden. Het kantoor is niet zo groot zoals men wellicht zou verwachten bij de leider van zo een grote stad, maar het is ook zeker geen kleine ruimte. De muren, de vloer en het plafond zijn allen wolkjeswit. Er is geen plekje om te bespeuren en al dat wit geeft Mía een beetje de kriebels. Een beetje kleur mag wel, vindt ze. Verder staan er meerdere boekenkasten in het kantoor die volgepropt staan met zowel eeuwenoude boeken als splinternieuwe boeken. De meubels zijn gemaakt van donkerbruin eikenhout, net zoals alle deuren die ze tot nu toe heeft gezien. In de hoek van de ruimte staat een groot bureau met daarvoor een tweezitsbank. Over de bank ligt een mooi, maar zichtbaar oud en gebruikt, dik blauw kleed met daarbij witte kussens. hetzelfde soort kleed ligt ook over de stoel die achter het bureau staat met erbij een wit kussen. Op de stoel zit een wat oudere man. Ze kan duidelijk zien dat deze Elf veel ouder is dan zij. Zonder dat ze het door heeft gehad is de deur achter hen al gesloten door de vrouw, waardoor Furore en Mía nu alleen in de ruimte zijn met de man op de stoel. De man gebaart met zijn hand naar de bank die voor het bureau staat.

'Goedenavond, meneer Satue en mevrouw Laire,' begint de man op de stoel, 'neemt u plaats.'
Langzaam bewegen Furore en Mía richting de bank om er vervolgens op te gaan zitten. Ze laat haar ogen dan even scannend over de man gaan. Zijn licht gekrulde haren zijn donkerbruin en half kort geknipt tot net boven zijn schouders. Zijn kapsel zit aardig wild, maar het ziet er nog wel verzorgd uit, vindt ze. Op zijn gezicht heeft hij zijn stoppelbaardje laten staan, wat hem een streng en nors gezicht geeft. Het valt haar ook op dat hij amberkleurige ogen heeft, iets wat ze nog niet eerder gezien heeft bij de andere Wezens die ze is tegengekomen.
'Zoals jullie waarschijnlijk al weten ben ik Romello. De leider van de stad Urbe Vitae,' begint hij te vertellen, een tintje te overdreven, vindt Mía. 'Ik heb begrepen dat jullie hier zijn vanwege de Mensen uit het dorp onder ons op de vaste grond. Hoewel ik hoop dat dit geen onzin of tijdverspilling is, gezien het feit dat er nog genoeg andere dingen te doen zijn, hoop ik ook dat het niets ernstigs is.'
Wonderbaarlijk hoe deze leider al weet waarvoor ze zijn gekomen, terwijl de vrouw en hij geen enkel woord met elkaar hebben gesproken in hun bijzijn. Mía kijkt even naar Furore en dan naar Romello. Ze haalt diep adem en probeert zichzelf te kalmeren. Deze man staat haar namelijk nu al niet aan en ze kent hem nog geen eens vijf minuten.
'Ik vind dit allesbehalve onzin en tijdverspilling, meneer. Het is zeer belangrijk en helaas kan het ernstig zijn,' vertelt Mía dan op een zo rustig mogelijke toon als Furore nog steeds niks zegt.
Leider Romello kijkt hen om de beurt afwachtend aan. Desondanks blijft het stil.
'Nou, vertel dan. Wat is er met de Mensen uit het dorp?' zegt hij ongeduldig als geen van beiden nog het woord neemt.
Furore haalt langzaam zijn lippen van elkaar om wat te zeggen, maar Mía is hem al voor en neemt het woord.
'Hij, Furore, en ik hadden ruzie en dat probeerden we op te lossen, maar onbedoeld kwamen we te dicht bij het dorp van de Mensen. Vliegend,' vertelt ze, terwijl ze Romello aan blijft kijken. 'De mensen hebben ons gezien, leider Romello. Althans, Furore is bij het dorp langs geweest om polshoogte te nemen. Toen hij zag en hoorde dat de Mensen het over ons hadden, heeft hij mij weer opgezocht en daarna zijn we samen hierheen gegaan. Dat leek ons het beste dat we konden doen, dus dat hebben we maar gedaan. Om die reden zijn we nu hier.'
Leider Romello haalt diep adem en het is duidelijk aan hem te zien dat hij niet blij is met dit nieuws.
'Hebben jullie enig idee hoe ernstig dit probleem is dat jullie twee gecreëerd hebben?' vraagt leider Romello dan en staat op van zijn stoel.
Als twee stoute kinderen die een preek krijgen van hun ouders, knikken Mía en Furore, waarna ze allebei antwoorden: 'Ja.'
'Het was ook niet onze bedoeling om dit te veroorzaken. Of te zorgen voor onrust binnen de stad Urbe Vitae. Het spijt ons daarom ook zeer dat dit gebeurd is. Het is ook volkomen begrijpelijk om het ons kwalijk te nemen en de consequenties van deze enorme fout zullen wij uiteraard aanvaarden. Het spijt ons echt enorm,' zegt Furore vluchtig.
Het is net alsof hij bang is zo meteen een tik met de zweep te krijgen. Mía kijkt hem dan ook met een raar gezicht aan. Leider Romello knikt alleen maar kort en loopt dan naar het grote raam dat slechts drie meter van zijn stoel verwijderd is. Voor een aantal minuten lang kijkt hij in alle stilte naar buiten. Via het raam kan Mía zien hoe hij zijn wenkbrauwen diep gefronst heeft. Het is duidelijk te zien doordat zijn zwarte en ruwe wenkbrauwen zich duidelijk aftekenen tegen de bruin getinte huid die hij heeft. Ze vermoedt dat hij diep aan het nadenken is over wat het beste is dat ze kunnen doen om dit probleem zo snel en zo goed mogelijk op te lossen. Of natuurlijk hoe hij hen zo hard mogelijk gaat straffen, maar dat is niet waaraan ze wil denken als optie. Ze begrijpt daarom ook niet waarom Furore hem zo nodig op ideeën moest brengen. Niemand gaat zeggen "straf mij maar". Zij in ieder geval niet. Wie maakt er nou een slapende leeuw wakker? Niemand. Ze kijkt op als Romello zich dan weer naar hen omdraait en hij ze allebei strak aankijkt.
'Ik zal de Elfen van het krijgers team naar het dorp sturen om daar nog eens grondig onderzoek te doen naar de werkelijke ernst van dit, door jullie gecreëerde, probleem. Graag wil ik jullie vragen om hieraan mee te helpen, aangezien jullie de aanstichters zijn. Kijk samen met de andere Elfen of u iets voor ze kunt betekenen, bijvoorbeeld of u met hen de Mensen op andere gedachten kunt brengen zonder al te verdacht te zijn, zodat ze niet meer geloven wat er verteld wordt of dat ze ons niet langer meer als een bedreiging gaan zien. Als dat allebei niet meer mogelijk is, dan moet er gekeken worden naar wat ze al hebben gedaan om zich voor te bereiden op ons als we weer zouden verschijnen en wat ze verder nog van plan zijn om te gaan doen,' legt hij kort maar krachtig aan hen uit, waarna hij weer rustig gaat zitten op zijn grote bureaustoel.
Opnieuw wordt er geknikt door Mía en Furore.
'Wanneer gaan we?' vraagt Mía al gauw na zijn uitleg.
Voor even lijkt Romello haar verrast aan te kijken, maar voor ze het echt goed kan zien, staat zijn gezicht alweer terug op onweer.
'Morgenmiddag komen jullie eerst naar hier, in het paleis. Wees stipt op tijd! Ik tolereer geen laatkomers en betreft jullie twee al helemaal niet. Ik verwacht jullie hier om één uur en geen seconde later,' zegt hij met een ondertoon waaruit ze kan opmaken dat hij goed pissig is.
Ze vraagt zich echter wel af of hij pissig is op hen vanwege het probleem dat zij veroorzaakt hebben, of dat het komt doordat hij nu een keer serieus aan het werk moet.
'En de Elfen die vlakbij het dorp wonen? Moeten we hen niet waarschuwen?' vraagt Mía, nadat Furore al was opgestaan om te gaan en nu toch maar weer gaat zitten op de plek waar hij zojuist ook zat. Via haar ooghoeken merkt ze dat Furore naar haar kijkt met waarschuwende blikken. Ze vermoedt dat hij wil dat ze haar mond gaat houden, maar ze is eigenwijs en nog niet uitgepraat. Om die reden negeert ze hem dan ook heel bewust.
'Dat zijn uw zorgen niet, mevrouw Laire. Laat u dat maar aan mij over,' reageert Romello. 'Dan kan dit probleem in ieder geval niet nog erger worden.'
Uit verbijstering trekt Mía haar wenkbrauwen op, waarna ze zegt: 'Nou, het spijt mij hoor. Ik weet dat ik een probleem veroorzaakt heb, maar dit wil ik ook dolgraag weer rechtzetten, zodat iedere Elf hier in de omgeving weer veilig is. De Elfen die bij het dorp wonen, weten nog van niks. Ze moeten toch weten wat er aan de hand is, zodat ze zichzelf, als dat nodig is, kunnen beschermen? Of zie ik dat verkeerd?'
Romello zucht diep en ze kan aan hem horen dat hij licht geïrriteerd is, maar hij lijkt haar toch even onderzoekend aan te kijken terwijl hij nog even zwijgt.
'Ik heb verhalen over u gehoord, Mía Laire,' begint Romello dan te vertellen na een kort moment van zwijgen, 'en die verhalen zijn bij lange na niet allemaal positief, kan ik u vertellen. Toch komt u bij mij over als een goed persoon en daarom geef ik u een kans om het tegendeel te bewijzen, maar alsnog, voor alle zekerheid, ga ik u het volgende vragen. Hoe weet ik dat u te vertrouwen bent en dat ik de stad er goed aan doe u mee te laten helpen om dit alles op te lossen? Ik heb begrepen dat u slechts vijftien jaar oud bent. Dat is nog zeer jong voor dit soort zaken en al helemaal voor een Elementa Elf op zo een leeftijd. Wat als u de controle verliest of een fout begaat? Alweer. Er is hier niemand anders verantwoordelijk voor u dan uzelf. Begrijpt u wat ik van u vraag en tegen u zeg, Mía Laire?'
Mía knikt en wil eigenlijk wat terug zeggen om maar niet zwak en klein te lijken, maar ze weet niet zo goed hoe ze moet reageren op wat er zojuist gezegd is en daarom houdt ze zich maar doodstil. Romello lijkt even te genieten van de pijnlijke stilte, maar onderbreekt die uiteindelijk voor wat hij nog tegen hen te zeggen heeft.
'Dan verwacht ik jullie morgenmiddag en verder hoeven jullie voor nu niks te doen. Bedankt voor het langskomen om ons op de hoogte te brengen van dit probleem, dat hebben jullie in ieder geval als enige wel goed gedaan, en tot ziens,' zegt hij en gebaart met zijn arm naar de deur achter hen, waardoor ze ook naar binnen waren gekomen.

Mía Laire: Een Gloednieuwe WereldWhere stories live. Discover now