Hoofdstuk 8

3 0 0
                                    

Inmiddels vliegt Mía een stuk lager door de lucht. De vaste grond is nog uren vliegen van haar verwijderd, maar ze vliegt nu in ieder geval laag genoeg om onder de stad te kunnen vliegen. Bizar eigenlijk, denkt ze, hoe de stad op bewegende wolken rust en tegelijkertijd de stad niet verplaatst van locatie. Ze zucht even en verplaatst dan haar gedachten terug naar wat nu belangrijk is. Tijdens het denken blijft ze heen en weer vliegen onder de stad, als vliegend ijsberen. Ze snapt er immers nog steeds niks van. Iedereen lijkt meteen het slechtste van haar te denken. Ja, ze heeft die man vermoord, en dat vindt ze verschrikkelijk, maar ze had het niet in de hand. Dat is nou juist waarom ze hier is. In Urbe Vitae. Ze zou zo graag eens een leven op willen bouwen op een plek waar ze welkom is, maar het wordt haar overduidelijk niet makkelijk gemaakt. Hoe maakt ze ooit vrienden als wat ze gedaan heeft haar altijd zal blijven achtervolgen. Het enige dat ze kan doen is een manier vinden om die man ervan te overtuigen dat ze Harold nooit heeft willen doden en dat het pure zelfverdediging was. Maar tegelijkertijd weet ze in haar hart dat het geen pure zelfverdediging was. Het was meer dan dat. Nooit meer wil ze zich overgeven aan het gevoel dat destijds over haar kwam. Er leek wel een ander persoon in haar te schuilen terwijl ze Harold doodde. Zij deed de handelingen en toch ook weer niet. En dit zou ze nooit aan iemand kunnen vertellen of uitleggen, want er zal geen Elf zijn die haar zal begrijpen of geloven. Dat kan ze hen ook niet kwalijk nemen. Het is namelijk ook te bizar voor woorden. Als het haar zelf niet overkomen was, had ze het hoogstwaarschijnlijk ook niet geloofd. Om die reden vindt ze het nog steeds verstandiger om het te houden bij zelfverdediging. Daarbij ligt het ook het dichtst bij de waarheid, denkt ze, het is immers gedeeltelijk waar. Dan kijkt ze even omhoog, waarna ze zachtjes zucht. Ze vraagt zich af of ze al terug zou kunnen gaan naar het huis. Het is inmiddels al wel meer dan twintig minuten geleden, dus misschien is hij gewoon weer weggegaan. Zolang ze op let, kan ze wel even polshoogte gaan nemen. Langzaam en op haar hoede vliegt ze omhoog, richting de stad Urbe Vitae. Als ze na zo een tien minuten vliegen dichter bij de stad komt, fronst ze als ze iets door de wolken heen haar kant op ziet komen met een hoge snelheid. Ze hapt naar adem als ze ineens een fel rode bal van vuur uit de wolken ziet komen en deze recht op haar afkomt. Net op tijd weet ze naar beneden te duiken, waardoor ze de vuurbal grotendeels weet te ontwijken. Ze ruikt meteen verbrand haar en zo snel als ze kan, maakt ze haar haren nat om zo het vuur volledig te doven. Ze kijkt op en ziet dan wie achter de vuurbal zit: Furore. Net uit de wolken voor haar verschenen.
'U kunt het maar beter opgeven. Van mij winnen lukt toch niet,' zegt hij terwijl hij voor haar komt vliegen.
'Nee, ik zal nooit opgeven. Opgeven betekent dat je zwak bent en dat ben ik niet,' antwoordt ze, waarna ze wat naar achteren gaat om meer ruimte te creëren tussen hem en haar.
Hij glimlacht en zegt: 'Als u niet opgeeft, zult u mij moeten doden, want eerder zal ik niet stoppen met uw betaling te innen. Dan vermoordt u dus wéér iemand.'
Ze zucht en zegt bijna jammerend: 'Maar ik heb u al verteld dat ik hem niet met opzet heb vermoord. Ik ga u niet doden, maar ik ga zelf ook niet dood.'
'Dan nog heeft u iemand vermoord, of dat nu de bedoeling was of niet.'
Ze knikt klein en kijkt met een triest gezicht om zich heen.
'Dat weet ik. Ik vind het verschrikkelijk wat ik heb gedaan en er gaat geen dag voorbij dat ik er niet aan denk.'
'Vindt u het verschrikkelijk dat hij door u dood is of omdat anderen misschien te weten kunnen komen dat u eigenlijk een moordenaar bent en geen lief, onschuldig Elfje zoals u het laat lijken?' vraagt hij met opgeheven hoofd.
'Dat ik iemand vermoord heb. Dat vind ik verschrikkelijk.'
Hij kijkt naar haar met zijn ogen tot spleetjes geknepen.
'Ik geloof u niet.'
'Wat moet ik dan doen dat u mij wel gaat geloven?' vraagt ze en ze hoort de radeloosheid in haar eigen stem.
'Niks. U kunt niks doen om mij te overtuigen,' zegt hij nonchalant en vastbesloten.
Uit het niets vliegt hij op haar af.
'Het enige dat u kunt doen, is betalen voor uw daad,' bromt hij.
Hij grijpt haar stevig vast bij haar armen en duwt haar naar beneden.

Ze gilt en voelt de wind om haar lichaam razen, zo snel als ze naar beneden vallen. Ze kijkt even achterom en schrikt als ze echt heel snel richting de grond gaat. Haar armen worden stevig vastgehouden en ondanks dat het geen zin heeft, probeert ze zichzelf een aantal keer los te krijgen door met haar armen te trekken. Ook met haar vleugels klappert ze flink, maar de vleugels van Furore zijn overduidelijk sterker dan die van haar. Ze gilt nog eens en met alle kracht die ze nog heeft, gooit ze haar hele gewicht naar rechts. Furore had niet gerekend op deze actie en hij verliest zijn focus als ze draaien door de sterke windkracht om hen heen. Nu vallen ze naar beneden met Furore zijn rug richting de grond en wordt hij, niet zij, naar beneden geduwd. Furore kijkt verbaasd naar haar, maar lijkt ook een beetje beledigd nu een jonge Elf hem slimmer af blijkt te zijn. Mía houdt hem stevig in haar greep, in dezelfde houding waarin ze haar broers op de grond kon houden.
'Gaat u toch opnieuw iemand doden?' vraagt hij.
'Nee,' antwoordt ze vastberaden en kijkt langs de man heen.
Het is niet ver meer naar de grond. Nog ongeveer tweehonderd meter. Opnieuw ontmoet ze de ogen van Furore, maar ze ziet hoe zijn stoerdoenerij heeft plaatsgemaakt voor ogen die angst uitstralen. De angst om de dood te ontmoeten. Als ze dan vijftig meter boven de grond zijn, begint de man wild te roepen uit doodsangst.
'Stop! Stop! Stop dan!' roept hij in alle paniek.
Net vijftien meter boven de grond remt ze met alles wat ze heeft af. Ongeveer drie meter boven de grond komen ze tot stilstand, waarna ze hen allebei laat vallen op het gras onder hen.
'Ik ga u niet doden,' zegt ze nogmaals vastberaden, maar tegelijkertijd klinkt ze nu ook een beetje triest, 'want zoals ik eerder al tegen u zei, ik wilde die man niet doden. Ik verloor de controle en dat is waarom ik naar deze stad ben gekomen. Zodat het niet nog eens gebeurt.'
Furore trekt zijn kleren recht en kijkt haar kort daarna woest aan.
'U bent knettergek, weet u dat? Ik had morsdood kunnen zijn!'
'Inderdaad, maar dat bent u niet,' reageert zij nu nonchalant, terwijl ze haar best doet om zich niet nog meer op te laten winden door deze man. 'Wat had u gedaan als we naar beneden vielen en ik met mijn rug naar de grond geduwd werd?'
'Dan had ik u ge-...' begint Furore, maar hij stopt zelf al met praten en sluit zijn mond als hij beseft dat hij zojuist probeerde te doen waar hij haar juist voor wilde laten betalen.
'Sorry,' is uiteindelijk het enige dat hij weet te antwoorden.
Ze zucht en schudt haar hoofd, 'Het is al goed. Maakt u zich geen zorgen. Laat mij voortaan gewoon met rust en val mij niet continu lastig met wat ik gedaan heb. Ik zorg er zelf wel voor dat ik mij daar slecht over voel. Ik ben er absoluut niet trots op en ik vind het oprecht heel erg dat ik iemand vermoord heb.'
Furore knikt klein en zegt: 'Ik begin het nu beter te begrijpen. Mijn emoties namen de overhand zodra ik vernomen had dat u Harold, mijn broer, vermoord had. Het spijt mij dat ik mezelf zo heb laten gaan. Dat had verschrikkelijk kunnen aflopen. Mijn grote excuses daarvoor.'
Zonder verder nog iets te zeggen of een reactie af te wachten, draait hij zich om en vliegt hij in alle stilte weg.
Mía zucht opgelucht en stijgt ook op om weer richting Urbe Vitae te gaan vliegen. Dat is dan ook eindelijk weer opgelost, denkt ze. Ze kijkt om zich heen om een idee te hebben van waar ze beland zijn. Door die snelle val zijn ze flink afgedwaald, realiseert ze zich. Haar adem stokt even als ze ziet dat ze dicht bij het dorp van de Mensen is. hetzelfde dorp waar ze Lawrence voor het eerst trof. Als iemand haar en Furore heeft zien vallen, hebben ze waarschijnlijk een groot probleem. Maar misschien als ze nu vlug richting de stad vliegt dat het onopgemerkt blijft. Dat is tenminste wat ze heel erg hoopt. In een hoog tempo vliegt ze snel verder de lucht in, richting Urbe Vitae. Het duurt zeker een uur voordat ze de stad eindelijk voor zich ziet opdoemen. Opmerkelijk hoe het vallen zoveel sneller was dan het vliegen, vindt ze. Zodra ze weer op het bekende pleintje landt waar ze ook aan kwam met Lawrence, gaat ze direct naar het huisje waar ze mag verblijven. Ze opent rustig de voordeur en stapt dan naar binnen. Eenmaal in de woonkamer ploft ze uitgeput op de bank. Hopelijk heeft niemand van dat dorp haar gezien. Als dat wel zo is, is dat haar schuld. Dat kan ze er niet bij hebben, bedenkt ze zich, en dat wil ze ook niet. Ze heeft al genoeg problemen in haar leven.

Mía Laire: Een Gloednieuwe WereldTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang