Hoofdstuk 20

3 1 0
                                    

Het is net middag wanneer Mía zichzelf bekijkt via de spiegel die voor haar in de slaapkamer staat. Gezien de naderende winter heeft ze vandaag een lange, groene broek aangetrokken met daarboven een zwarte, dunne trui. Haar jasje pakt ze van het bed, dat ook groen is. Eergisteren, toen ze in de late middag nog gingen trainen, had ze er niet bij stilgestaan om camouflerende kleding aan te doen tijdens het trainen, maar in de avond bij de haard had ze het idee toch opgegooid. Het leek haar verstandiger om dat wel te doen. Al helemaal met een open plek zoals ze gevonden hadden, maar ook vandaag in het dorp leek haar onopvallende kleuren haar het beste. Als ze dan gezien worden, kunnen ze nog snel wegduiken of wegglippen. Dat hadden ze dan ook gedaan en in het zwart, bruin en groen waren ze weer naar de open plek gegaan. De hele dag hadden ze daar getraind en het was energieslopend, maar de training werd niet verstoord en verder denkt ze ook positief terug aan de training van gisteren. Ze vond het nog best een uitdaging, zoals ze ook al wel vermoed had, maar nu kan ze wel zeggen dat ze haar magie kan gebruiken zonder haar emoties en gedachten als voedingsbron te gebruiken.  Ze kan haar magie nu veel beter met beheersing inzetten. Er zal nooit een garantie zijn dat ze de controle nooit meer gaat verliezen, maar er is in ieder geval meer zekerheid. Zekerheid voor veiligheid. Voor anderen, maar ook voor haar zelf. Over enkele minuten vertrekken ze samen richting het dorp van de Mensen. Oprecht hoopt ze dat het op te lossen is met praten. In haar achterhoofd weet ze dat het ook anders zou kunnen gaan, maar dat moeten ze zien te voorkomen. Als ze dat niet doen, is de kans op gewonden ook meteen een stuk groter en dat is het laatste wat ze willen. Niet alleen omdat ze zichzelf nooit zou kunnen vergeven als het gebeurt, maar ook omdat ze het echt wil oplossen. Op een goede manier. Voor eens en voor altijd.

Geschrokken uit haar gedachten kijkt ze op naar de deur. Daar staat Ginía in de deuropening.
'Sorry, ik wilde je niet laten schrikken,' zegt ze terwijl ze met een warme glimlach naar haar kijkt, 'maar we moeten gaan, anders wordt het te laat.'
Mía glimlacht terug en knikt.
'Nee, je hebt helemaal gelijk, Ginía. We moeten gaan en ik moet stoppen met te staan treuzelen.'
Samen met Ginía loopt ze naar buiten, waar de rest al staat te wachten. Lawrence en Rebekka hebben onder hun kleren één of twee wapens verstopt, omdat ze er uiteindelijk toch op stonden dat het nodig was om het mee te nemen, dus vooruit dan maar. Het plan was om het dorp in te lopen zonder vleugels, zodat ze de Mensen niet meteen onnodig zouden afschrikken. Desondanks zullen ze hun vleugels eerst moeten gebruiken om van de zwevende stad naar de vaste grond te gaan. Eén voor één zetten ze zich af om te vliegen richting de vaste grond. Het is zeker een paar uur vliegen en hoewel ze wel wat kan vliegen, is ze toch blij als ze met haar beide benen op de rotsachtige stenen komt te staan. Voor hen ligt een klein stuk bos, volgens Lawrence, en daarna kunnen ze de onverharde weg volgen. Deze zou leiden naar de ingang van het dorp waar ze naartoe moeten. Het bos is niet zoals Mía dat gewend is. De grond is droog en stoffig, de bladeren zijn amper groen te noemen en de barst van de bomen is bijna niet meer bruin te noemen. Ze is even blij dat ze nooit opgegroeid is in een woestijngebied zoals deze. Ook is ze blij als ze eindelijk het einde van het bos bereiken na zo een kwartier te hebben gelopen. De onverharde weg hebben ze al snel gevonden en dat betekent dat ze nog maar een kilometer of twee hoeven te lopen om het dorp te bereiken.
'Zijn jullie klaar om te gaan?' vraagt Milo aan iedereen, waarna ze allemaal knikken.
Zonder verder nog al te veel te zeggen, gaan ze de zandweg op en lopen ze via die weg naar het betreffende dorp.

Na iets meer dan een half uur zien ze de poort van het dorp voor haar opdoemen. De spanning kan ze tot in haar aderen voelen. Ondertussen komt ze steeds dichterbij de poort. Haar vleugels heeft ze al opgeborgen nadat ze geland waren, net zoals de rest dat ook gedaan heeft. Als ze de poort doorlopen, hebben de Mensen uit het dorp kennelijk al snel door dat ze niet hetzelfde zijn als zij. Op onze hoede, maar met kalmte, loopt Mía verder het dorp in. Het is haar meteen duidelijk dat deze Mensen hun niet vertrouwen. Dat de Mensen soms enkele stappen naar achteren doen zodra ze haar en de anderen zien, geeft haar een naar en ongelukkig gevoel. Ze weet in haar hart dat dit niet zo zou moeten zijn. Echter, hoe ze het veranderen moet, dat weet ze niet. In haar eentje kan ze althans geen bergen verschuiven.  Toch hoopt ze wel een kleine verandering teweeg te brengen. Ze vindt wel een manier.

Mía Laire: Een Gloednieuwe WereldWhere stories live. Discover now