Hoofdstuk 22

3 0 0
                                    

Voor het eerst in haar leven voelt ze zich intens verdrietig. Zelfs toen ze te horen kreeg dat ze haar vader verloren had aan de dood, of dat haar moeder vermist bleek te zijn, was het niet zo heftig als nu. Al sinds gisteren zit ze naast Milo om over hem te waken. In haar achterhoofd weet ze dat het geen zin heeft om over een dood lichaam te waken, want hij is toch al weg, maar de waarheid onder ogen komen kan ze simpelweg nog niet. Hoewel ze Milo eigenlijk nog maar kort kent, mag ze hem graag. De vriendschap is in die korte tijd snel opgebouwd en ze had het gevoel dat die vriendschap voor altijd zou blijven bestaan. Wat wellicht ook wel zo is, alleen had ze liever gehad dat hij wat langer... geleefd had. Dan hadden ze allebei langer van hun vriendschap kunnen genieten. Desondanks mag zij het minst klagen van allemaal, vindt ze zelf. Voor haar is het nog te doen. Het gemis en het verdriet. Voor Ginía moet het verdriet ondraaglijk zijn. Milo en Ginía waren altijd onafscheidelijk als vrienden. Er zijn momenten geweest dat ze het vermoeden kreeg dat er soms meer speelde dan vriendschap bij die twee. Als dat zo was, had ze hen dat onwijs gegund, maar nu moet ook Ginía verder zonder haar beste maatje. Het is wel een verlichting dat zij en Ginía steeds hechter zijn geworden. Dat gebeurde al in de afgelopen weken, maar in de afgelopen dagen lijkt het in een sneltrein tempo te zijn gegaan. Dat ze zo hecht zijn geworden, daar heeft ze eerder nooit aan durven denken. Ook vanwege het feit dat het destijds zo onwerkelijk leek te zijn. Het is pijnlijk om er een vriend bij te krijgen en deze vervolgens kwijt te raken aan het noodlot. Dat het allemaal haar schuld is, vindt ze nog het allerergste van dit alles. Zij was degene die per se iets tegen Romello wilde doen. Als ze toen had geweten dat dit de prijs zou zijn voor het wegkrijgen van Romello was ze er überhaupt nooit aan begonnen.

Haar ogen glijden nog eens over Milo zijn gezicht. Hij ligt er gelukkig wel heel vredig bij. Zijn familie heeft hem in een mooi, wit pak gestoken. Dat was traditie, had Lawrence tegen haar gezegd. Voor een seconde sluit ze haar ogen waarna ze deze weer terug opent. Praten en denken over ditjes en datjes heeft geen zin meer, vreest ze. Deze tragische gebeurtenis kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Diep haalt ze adem door haar neus om vervolgens zachtjes uit te ademen via haar mond. Rustig staat ze op van haar zitplek om wat dichter bij Milo's gezicht te komen staan. Met haar hand streelt ze door zijn zachte, donkerbruine haren om deze vervolgens over zijn koude gezicht te laten gaan, zijn wang zacht strelend.
'Misschien is het wel oké zo. Ik ga je ontzettend missen, mijn goede vriend, maar hopelijk zullen we elkaar ooit weer zien. Tot die tijd daar is, zal ik je in mijn hart dragen. En terwijl ik dat doe, neem jij alle rust daarzo, waar je ook heen mag zijn gegaan,' vertelt ze met een zachte stem. 'Oh, en waag het niet om ons ooit te verlaten in onze harten. Dan kom ik je persoonlijk halen.'
Zodra ze haar ogen waterig voelt worden, haalt ze vlug haar neus op. Ze draait zich van Milo weg en loopt de kamer uit. De gang in. In de gang komt ze net toevallig Ginía tegen.
'Alles oké met je, Ginía?' vraagt ze vriendelijk met oprechte interesse.
Een snelle knik met een geperste glimlach volgt als antwoord. Het is overduidelijk dat ze het er zwaar mee heeft.
'Jawel hoor,' zegt Ginía als ze Mía zo bezorgd naar haar ziet kijken. 'Ik ehm... Ik ga alleen... ja, eh... afscheid nemen. Ik wil hem nog heel even zien. Je weet wel... voordat...'
Mía glimlacht klein en knikt als teken dat ze begrijpt wat ze bedoelt.
'Neem alle tijd die je nodig hebt.'
Opnieuw knikt Ginía, maar dit keer als teken van dankbaarheid. Daarna loopt ze richting de kamer waar Milo opgebaard ligt.

Zij loopt verder naar de lounge waar nog anderen zitten, waaronder Lawrence en Rebekka, maar ook de vrienden en familieleden van Milo zijn er. Allemaal zijn ze hier om Milo vandaag voor de laatste keer vaarwel te zeggen. Rustig loopt ze verder de lounge in, de starende blikken naar haar negerend. Ze gaat uiteindelijk op een stoel zitten die dicht bij haar vrienden, Lawrence en Rebekka, staat.
'Hoe voel je je, Mía? Al wat beter?' vraagt Rebekka licht bezorgd.
Zachtjes zucht ze, waarna ze eventjes glimlacht.
'Ik weet het niet zo goed. Droevig vooral. Milo is... was... een goede vriend en daarbij ook een goedaardig persoon van nature. Hij had langer van het leven moeten genieten, maar dat mag helaas niet zo zijn. Het is triest dat we zo'n mooie ziel verliezen.'
De twee knikken instemmend.
'Het is ook triest. Het had niet zo mogen eindigen en wie had ooit durven denken dat Romello iemand zou vermoorden? Laat staan Milo. Hij was een uitstekende krijger en één van de beste beschermers van deze stad,' zegt een jongeman die het gesprek van een korte afstand had zitten volgen en zich er nu in mengt.
Alle drie kijken ze op naar de jongeman. Het is Kían.
'We vrezen dat je gelijk hebt, Mía, over onze leider Romello. Nadat hij Milo zo dodelijk verwondde, is hij direct met al zijn spullen vertrokken. Waar hij heen is, weten we niet. Hij is door niemand meer gezien. In het paleis niet, maar ook in de stad zelf ook niet. Hij is gevlucht en nu zit deze grote, prachtige stad Urbe Vitae zonder een leider,' vertelt nog een andere jongen, iets ouder dan Kían die naast hem zit. 'En dat is niet eens het allerergste van dit alles, want niks is zo erg als het verliezen van een goede teamgenoot en de beste vriend die iemand zich kan wensen. We zijn een geweldige krijger en beschermer verloren die een grote liefde had voor deze stad en ook voor haar volk. Het is zoals jij zegt, Mía. De wereld heeft een prachtige ziel verloren.'
Iedereen knikt instemmend.
'Ik zou willen dat ik het mis had gehad over Romello. Dan was Milo er tenminste nog geweest,' zegt Mía wat zacht.
Was leider Romello maar een goede leider geweest, had ze er maar naast gezeten en was ze maar verbannen uit de stad, want dan was dit alles niet nodig geweest. Het was sowieso niet nodig geweest. Waarvoor moest Milo sterven? Dat vraagt ze zichzelf steeds af. Er is geen logische verklaring. Die is er niet. Dat vindt zij nog het allerergst. Waar is Milo voor gestorven? Voor de stad? Voor Ginía? Nee, hij stierf onnodig. Het was niet nodig. Romello was in het nauw gedreven en ze wist het. Ze wilde hem daar weghalen, maar ze moest zich terzijde houden. Weet dan niet iedereen dat een kat in het nauw rare sprongen maakt? Milo stierf enkel en alleen omdat Romello van zijn troon viel als leider. Hij wilde iemand straffen. Een zondebok. Die zondebok was Milo. Ze wordt uit haar gedachten getrokken als ze Kían tegen haar hoort praten.
De jongen had zijn hoofd geschud en vertelt nu tegen haar:
'Nee, ik snap je gedachtegang, Mía, maar dit was niet te voorkomen,' begint hij, 'want in het leven gebeurt alles met een reden. De reden achter de gebeurtenis vinden we vaker niet dan wel, maar de gevolgen weten we wel. Het is hartverscheurend voor iedereen die Milo liefheeft, maar de kans is vrij groot dat het zo moest gaan. Niemand geloofde jou, Mía, en zelfs Ginía werd bijna aan de schandpaal gezet. Milo deed iedereen van gedachten veranderen over Romello. Wij hadden natuurlijk liever gezien dat het Romello in zijn plaats was geweest, maar daar hebben wij geen macht over. Voel je daarom op geen enkele manier schuldig, Mía. Het is zonde van je tijd en bovendien is het ook niet nodig. Dit alles is niet jouw schuld, maar die van onze leider, Romello.'
Een kleine, dankbare glimlach verschijnt op haar gezicht. 'Dank je wel, Kían.'
Bijna allemaal kijken ze op als Ginía terug de lounge in komt. De familieleden van Milo staan ditmaal op en gaan voor nog een laatste keer bij Milo kijken om hem vaarwel te zeggen. Ginía loopt naar hen toe en komt erbij staan. Haar groen kleurige ogen zijn nu omsloten met rood van het huilen.
'Het is tijd. We moeten ons gaan klaarmaken voor de vaarwelzegging. De kleren staan in het kantoor van Romello. Er staan ook schermen, zodat er omgekleed kan worden,' vertelt ze tegen hen met een lichte, maar stabiele stem. Mía kijkt hen allen vreemd aan.
'Wat dragen jullie dan bij afscheidsdiensten? Niet gewoon je eigen nette kleren?'
'In de stad Urbe Vitae is het gebruikelijk, noem het een traditie of gewoonte, om lichtblauwe kleren te dragen. Iedereen draagt hetzelfde, omdat in deze stad iedereen gelijk is aan elkaar,' legt Lawrence uit.
'Wat een mooie manier. En waarom dan blauw? Thuis droegen we vooral zwart,' reageert Mía.
Het is Ginía die een kleine glimlach laat zien en het verder uitlegt: 'De kleur blauw straalt rust en vrede uit. Daarnaast staat de kleur blauw ook voor puurheid en zuiverheid. Wit, wat je ook vaak op andere plekken ziet, is ook mooi, maar kleurloos. Zwart is dan weer veel te donker in onze ogen, alsof de dood je ergste vijand is. Wij zien de dood eerder als een oude vriend die wij allen ooit weer gedag moeten zeggen. Hoewel we rouwen, omdat we vaarwel moeten zeggen tegen een dierbare, is het voor de overledene een reis naar het onbekende. We wensen degene rust en vrede toe in hetgeen wat na dit leven volgt en zuiveren de geest.'
Mía vormt een ''wauw'' met haar lippen van verbluffing.
'Dat is echt bijzonder. En wat mooi, die betekenissen erachter,' zegt ze.
De rest knikt en glimlacht even om haar reactie op hun manier van vaarwelzegging. Het is dat moment dat ze met zijn allen opstaan en samen naar het kantoor lopen dat behoort tot de leider van Urbe Vitae. Voorheen was dat Romello, maar op dit moment is dat niemand.

Mía Laire: Een Gloednieuwe WereldWhere stories live. Discover now