Hoofdstuk 15: Sam

26 5 4
                                    

"Bram!" Ik kijk om mij heen zonder wat te beseffen. "Bram!" Ohja, ik speelde trefbal. Een bal rolt naar mij toe, ik paas hem meteen naar iemand anders. Ik kon het echt niet hebben dat ik zou gooien, en waarschijnlijk de bal gevangen zou worden. Er waren inmiddels meerdere ballen in het spel, ik mag nu niet afgeleid raken. "Bram!" hoor ik weer van Sam, deze keer kan ik niet op tijd reageren en word ik afgegooid. Verslagen loop ik naar de bankjes waar je moest zitten als je af was, ik ga naast Sam zitten en kijk verveeld voor mij uit. "Je deed het goed hoor!" zegt Sam meteen als ik zit. "Oh, uh- dankje?" Zeg ik verbaasd. "Zo goed deed ik het toch niet?" Vraag ik erachter aan. "Jawel joh, plus je was er langer in dan ik was!" Hij lacht nu naar mij en geeft mij een knipoog. Zo was Sam, altijd het beste in mij zien. Misschien was hij daarom ook wel anders dan anderen. 

Oké erbij blijven. Vertel ik mijzelf nadat ik uit mijn gedachten verdwijn, ik kijk op mijn laptop scherm. Daar wordt een leeg word document weergegeven, ik moet een essay schrijven. Maar over wat, waarover! Ik zucht diep terwijl ik naar de klok kijk, 19:32. "Kom op!" denk ik hardop. Ik begin te typen "Antoni Van Leeuwenhoek" het moest over een wetenschapper zijn. Waarom ook niet. Uiteindelijk kijk ik weer op de klok. 21:17. Tenminste is de essay eindelijk af, kan ik het mailen en afronden. Hopelijk heb ik het niet afgeraffeld.

Ik weet nog precies de dag dat ik te horen kreeg dat ik zou verhuizen, één van de laatste dagen dat ik Sam gezien heb. "Eindelijk is deze schooldag klaar." zegt Sam meteen als we de klas uitlopen en door de gangen gaan. "Ja inderdaad, bijna vakantie. Alleen morgen nog!" zeg ik enthousiast. Alleen zou ik uiteindelijk tegen deze vakantie opzien. Ik loop mijn huis binnen en zie mijn moeder druk rondlopen met een knot in haar haar, dan wist je dat ze druk was. Maar als ik uit de gang kom nadat ik mijn jas ophang, zie ik koffers en dozen staan. Verbaasd kijk ik mijn moeder aan die al meteen naar mij toe loopt. "Hey Bram, kunnen wij even praten? Ik moet wat mededelen." Ik, toen die tijd, begreep niks van al die verhuisdozen. Maar hier hoor je het al, "verhuisdozen". "We hebben het er toch een paar maanden geleden over gehad dat ik graag weer terug wil naar waar ik vroeger woonde?" Ik kijk raar op "Dat onthou ik niet hoor!" zeg ik meteen. Nog steeds begreep ik het niet helemaal, wat bedoelde mijn moeder hiermee? "Ik heb het met je schooldirecteur besproken en een paar keer getelefoneerd..." start mijn moeder. Nu begin ik het langzaam te begrijpen. "Gaan we hier weg?!" Vraag ik meteen in angst. "Ja Bram, we gaan hier weg." "Maar ik wil hier niet weg!" zeg ik meteen erachter aan. "Bram, het is al een tijd uit tussen mij en jouw vader... Ik heb hier niet veel meer, je gaat het echt leuk vinden in..." Begon mijn moeder te vertellen, maar ik onderbrak haar meteen "Maar ik heb hier school!" en probeerde tegenargumenten tegen haar op te leggen. "Daarom heb ik ook rondgebeld, je gaat naar een nieuwe school daar Bram." "Maar dat wil ik niet!" Ik begon meteen na te denken over alles dat ik moest missen, het eerste wat bij mij kwam. Was hoe ik het Sam de volgende dag moest vertellen. "We vertrekken zondag vroeg." zegt m'n moeder. "Maar ik wil..." voordat ik mijn zin kon afmaken onderbrak mijn moeder mij. "We gaan en dat is het. Laat het nou maar."

Het was waarschijnlijk mijn verdrietigste weekend ooit, de tijd was nog nooit zo snel gevlogen. We moesten maar acteren alsof er niks was, want ik wou dat graag. Ik wou nog lol met hem hebben toen het nog kon, maar het was niet hetzelfde. Het was niet niks, ik ging mijn beste vriend kwijtraken. Die alles voor mij betekende. We zaten stil op de schommels, het weer was prachtig. Een sterk zonnetje, lekkere warmte. Vrolijke vogels en overal vol bloei van bloemen. Maar toch voelde de dag triest. Ik ga van de schommel af en op de zachte speelgrond zitten, het blijft stil. Daarna komt Sam naast mij zitten die zijn arm om mij heen slaat en zijn hoofd op mijn schouder laat vallen, zo hadden wij gister op het schoolplein ook gezeten. Ik wist echt niet wat ik moest zeggen, maar het leek dat Sam ook geen gesprek aanging. "Ik hoorde dat mijn nieuwe school best goed is." Probeer ik goed te praten. Onlangs dat ik er zelf net zo oneens mee was als Sam was. Sam bleef stil. "Kom op Sam, zeg wat." Opeens hoor ik Sam diep en geïrriteerd zuchtten. "Wat kan ik zeggen, je gaat zomaar weg." "Alsof ik er wat aan kan doen." zeg ik geïrriteerd terug. "Je had er wat aan kunnen doen." zegt Sam. "Wat dan..." vraag ik. "Weet ik veel, je hebt niet genoeg gedaan." hoor ik bot van Sam. "Ho, ik heb alles gedaan wat ik kon." zeg ik bot terug. "Schijnbaar niet genoeg, want je gaat weg." "Hou je bek!" zeg ik meteen, daarna duw ik hem van mij af. Sam klapt achterover en stoot zijn hoofd op de vloer. Meteen staat hij op. Ik schrok van wat ik deed, hij keek mij boos aan. Het leek alsof hij klaar was om mij een klap te verkopen. Maar toen deed Sam het onverwachte. Hij liep naar mij toe, ik deed een kleine stap naar achter. Hij kwam sneller dichterbij, ik was bang. Maar toen, omhelsde hij mij. Terwijl hij fluisterde "Sorry." Ik hou hem inmiddels ook vast, ik hoor terwijl de omhelzing Sam snikken. Het weer was prachtig, vrolijke vogels en de omgeving vol van bloei. Maar toch was de dag triest.

Nadat we wegreden voor de verhuizing, en ik Sam nog nakeek. Heb ik lang in de auto gehuild, zo lang. Het leek alsof het niet stopte. Het boeide mij niet meer, het deed pijn. Ik wou dit niet meer. De avond daarvoor had ik mijn moeder nog gesmeekt, gesmeekt! Of we konden blijven, maar dat kon niet. Daarna had ik de saaiste voorjaarsvakantie ooit, ik kende niemand waar we woonde. Totdat ik naar school ging, toen was het wel oké. Ik leefde mijn leven verder, totdat Sam volledig uit mijn leven verdween. De meeste herinneringen vervaagden langzaam, en mijn leven ging verder. Tot nu, nu is hij terug. Ik weet niet of het toevallig is dat hij hier is komen wonen, maar ik weet ook niet of het hetzelfde zal zijn als vroeger. Opeens gaat mijn telefoon af, het is Daniel. "Hey, schat. Hoe is het?" hoor ik meteen door de telefoon. "Goed hoor, ik heb net mijn essay af." zeg ik trots. "Ik kom je morgen ophalen vanuit school oké." zegt Daniel zonder aarzel. "Is goed. Gaan we dan weer naar jouw huis of zo?" "Ja." "Ik wil niet weer betrapt worden door je vader!" zeg ik woest, maar plagerig. Meteen hoor ik Daniel lachen door de telefoon. "Ja, ja. Alleen kan ik niets beloven." "Niet?!" "Nee, sorry." "Maar oké, zie je morgen, kusjes." zeg ik kort daarna. "Is goed, doeg schat." hoor ik Daniel nog zeggen voordat ik ophang. 

'Tot ik neerval'Where stories live. Discover now