Eén vogel in een kooi - Een

487 63 54
                                    

Ik durf mijn ogen niet te openen, als ik door de gang gereden word naar een rustigere kamer, ergens op de eerste verdieping van het Elizabethziekenhuis. Ze denken dat ik nog slaap, tenminste, dat hoop ik dan. Ik werd wakker door het gefluister en gepraat boven mijn bed. Door de jaren heen en wat Tyler me geleerd had, hoor ik alles en kan ik wakker worden door zelfs een zuchtje wind. Dat is me dan ook echt veel te vaak overkomen.

Het rechterwieltje van het bed bonkt een beetje. Het linkerachterwiel piept. Ik hoor het geschuur van de jas van de vrouwelijke arts of verpleegster die boven mijn bed hangt. Een oudere man hoor ik voorbij sloffen; een patiënt waarschijnlijk. Ik hoor vrolijk kindergelach ergens verderop. Ik kan bijna de hartmonitoren horen in de andere kamers. Ik hoor een ambulance buiten en ik hoor zacht gepraat ergens verder weg in het ziekenhuis.

We gaan de hoek om. Een deur gaat open en ik word naar binnen gereden. Ik hoor hoe de deur weer in het slot valt en hoe de geluiden weer dempen. Een arts en een verpleegster praten met elkaar; het gaat over mij. 'Geef haar wat saline,' zegt een mannenstem. Hij heeft een randje in zijn stem, waardoor ik hem ongeveer een jaar of vijfenveertig schat. Mijn vermoeden is dat hij een getinte huidskleur heeft, die praten altijd wat meer met een fluwelen stem, tenminste, vond ik altijd.

'Wordt ze nog wel wakker?' vraagt de vrouwenstem. 'Ze is nog zo jong.' Haar stem is hard, als een plantenpot. Het klinkt wat hol en glad tegelijk. Een plantenpot is het beste wat ik ervan kan maken. Ik schat haar ouder in dan de man; tweeënvijftig? Ze heeft kinderen, dat kan ik horen aan de manier waarop ze het woordje "wakker worden" zegt. Met een bezorgdheid, alleen in die twee woorden klinkt haar stem als een warme handdoek. Alleen een klank die moeders kunnen hebben.

De man vertrekt. Hij sloft een beetje, maar alleen met één voet. Ongeluk. Ik heb geen idee wat voor ongeluk, maar waarschijnlijk een fietsongeluk. Een auto-ongeluk is meestal heftiger. Zijn verwonding is maar minimaal, maar wel genoeg dat hij een beetje met zijn been sleept.

De vrouw rommelt wat met een plastic zak, die vol met een vloeistof zit. Ze hangt die op en zorgt dat de vloeistof mijn lichaam inkomt. Het voelt warm aan en eigenlijk behoorlijk onaangenaam.

'Word maar gauw wakker, liefje,' fluistert ze in mijn oor. Ze rookt. Ik kan het ruiken. Ik stel me voor dat het een lieve vrouw is, slank, grijzig haar en vergeelde tanden door het roken. Ze bedoelt het allemaal goed, dat weet ik ook wel.

Dan loopt ze weg en gaat de deur nog eens dicht. Even blijf ik met gesloten ogen liggen en luister nog eens goed, voordat ik het waag om mijn ogen te openen.

Buiten ligt een drukke weg. Bijna elke seconde raast er wel een auto voor bij. Ik voel me onveilig door het geluid: dit ben ik niet meer gewend. Er klinken regelmatig sirenes, van ver die steeds luider en luider worden, tot ze arriveren bij het ziekenhuis. Ik hoor zelfs een helikopter overvliegen. Volgens mij is het bewolkt, want het roteren van de wieken zijn niet zo luid als normaal.

Op de gang hoor ik zo veel dingen, dat ik er bijna gek van word. Ik hoor mensen praten, kinderen lachen, volwassenen huilen, ouderen zuchten. Ik hoor de wieltjes van de bedden over de tegelvloer krassen. Ik hoor gieren, geschuifel, gehoest...

In mijn kamer zit een vlieg. Hij zoemt en stoot tegen het raam aan. Arm beest, opgesloten in een kamer met een glas. De vrijheid zo dichtbij, maar toch zo ver. Kon hij maar door glas heenvliegen, dan was hij vrij.

Naast me hoor ik de hartmonitor piepen en de vloeistof druppelen. Ik heb alles gehoord, maar nog niks gezien, maar dat is normaal voor mij.

Ik haal eens diep adem. Zal ik het dan toch doen? Mijn ogen openen? Ik twijfel. In een keer of toch langzaam? Ik wil het zo graag, maar ik ben best wel bang.

De Kleur van DuisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu