Vier sterren aan de hemel - Twaalf

68 18 0
                                    

Toen ik wakker werd, lag ik niet meer in het bos. Ergens hoopte ik dat ik in het ziekenhuis zou liggen, maar ook dat was niet het geval. Ik was terug waar het allemaal begonnen was: in het hutje. Je had me gevonden. Het goede nieuws was: ik leefde nog. Het slechte nieuws was dat mijn plan alweer mislukt was en deze keer zou ik waarschijnlijk nooit meer vrij komen.

'Hé schone slaapster,' zei je stem. Je klonk... moe. Had jij wel geslapen of had je de hele nacht naar me gezocht en naast me gezeten?

Ik bleef liggen waar ik lag. Mijn lichaam deed pijn, maar ik had dan ook niet anders verwacht. Ik wilde eigenlijk heel graag weten wat er was gebeurd, maar ik wilde het ook weer niet vragen. 'Hoe lang ben ik hier al?' vroeg ik toen zacht.

'Twee dagen,' zei je toen, zacht. 'Je hebt het me moeilijk gemaakt deze keer. Ik moet het je nageven,' zei je met een zucht. 'Je leert snel en ik ben trots op je. Je bent een heel eind gekomen.'

'Was ik dichtbij?' Ik vermoedde dat je me hier geen antwoord op zou geven, maar gek genoeg deed je dat wel.

'Niet echt,' zei je. 'Maar je bent wel erg ver gekomen.' Het was bijna een compliment.

Even hield je je stil. Ook ik was stil, niet-wetend wat ik moest zeggen. 'Toen je de soep over me heen had gegooid en je weg was gerend, ben ik direct achter je aangegaan, maar de schrik had me wel wat achterstand gegeven,' vertelde je langzaam. 'Je rende het bos in, maar je was best wel erg snel. Het was ook al behoorlijk donker.' Daar had ik geen idee van, maar ik had het wel gevoeld. De wind was koud geweest. 'Ik probeerde je te vinden en je te helpen, voordat het te laat was, maar ik kon je niet vinden. Ik ben toen maar terug gegaan naar huis, om te veranderen van kleding en de juiste uitrusting aan te trekken. Toen ben ik met de auto maar weggegaan. Het was al stikdonker en erg koud. Ik was bang dat je weer het water in was gegaan en dat je verdronken was, maar toen ik daar aankwam, was je er niet. Gelukkig maar.'

Ik was niet eens in de buurt van het water, want ik had het niet meer gehoord.

'Ik ben toen maar in de richting van de deur gaan zoeken, in een rechte lijn. Ergens daar, na een aantal kilometer vond ik jou op de grond liggen. Je was onderkoeld. Je reageerde nergens meer op. Ik was echt bang dat ik je aan het verliezen was, Harper.'

Ik snuif weg. Als ik iets kon zien, had ik mijn blik afgewend, maar dat had geen zin, want ik zag toch niets.

'Ik bracht je naar de auto en warmde je daar op. Vervolgens heb ik thuis je kleding verwisseld. Maak je geen zorgen, ik heb je onderkleding aangehouden.' Ergens geloofde ik je niet, maar ik kon het niet checken. Ik was toch niet wakker. 'Ik heb meteen een hete kruik voor je gemaakt en die bij je gelegd. Vervolgens heb ik je de hele nacht in de gaten gehouden. Gisteren ben ik naar het dorp geweest om een slot te kopen en die heb ik geïnstalleerd. Ik wil dat je veilig bent. Ik had je nog zo gewaarschuwd, Harper. Het wordt heel koud hier, 's nachts.'

Ik had er zo veel op te zeggen, maar de vermoeidheid en mijn grote haat jegens jou, hield me tegen.

'Het lijkt me het beste als je een tijdje uitrust en weer op krachten komt, dan zien we wel verder. Moet ik nog wat voor je doen?'

'Nee, ga weg!' bromde ik.

Zonder wat te zeggen, stond je op en vertrok je. Mijn deur ging dicht en ik hoorde een klik. Ik wist het; ik zat weer vast, precies net zoals de vorige keer dat ik een ontsnappingspoging deed.

'Fuck!' schreeuwde ik. Je had het vast gehoord, maar het kon me niks schelen. Ik begon te huilen. God, ik wilde het niet, maar het gebeurde. Ik was zo dichtbij en toch ook weer niet. Je had me wel veel geleerd en ik was gegroeid, maar ik had het idee dat ik helemaal weer terug bij af was. Ik haatte je, jij kon me niet vertrouwen, de deur was dicht en mee-eten, dat was absoluut niet een optie. Niet nadat ik eten naar je hoofd had geslingerd. Ik zat echt vast.

Ik voelde me heel slecht. Mijn longen brandden, mijn keel was rauw en ik had een loopneus. Ik zwaaide mijn benen over de rand en probeerde op mijn benen te staan, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Meteen, toen ik opstond, zakte ik door mijn benen terug op bed.

Nee, ik kan niet zwak zijn, dat mag niet!

Nog een keer probeerde ik op te staan, nu wetend dat mijn lichaam niet helemaal optimaal meewerkte. Ik stond op. De vloer was ijskoud, bijna kouder dan de bosgrond. Ik rilde ontzettend en mijn hoofd was mistig en bonkte. Ik slofte naar de badkamer en sloot me daar op. Ik ontdeed me van mijn kleren, die me veel te groot waren. Waarschijnlijk had je mij iets van jouw kleding aangedaan, want het gleed zo over mijn heupen op de grond. Het rook wel lekker. Ik draaide de kraan aan en stapte in de veel te kleine douchecabine. Ik leunde tegen de achtermuur. Mijn benen waren net pudding, ze wilden me niet langer onderhouden. 'Kut!' piepte ik toen ik op de grond viel. De klap was best wel hard. Mijn hoofd bonsde nog meer. Ik draaide de kraan uit vanaf de grond, daarna kroop ik over de vloer naar het hoopje kleding dat ik op de gesloten toiletpot had liggen. Snel vond ik mijn bh, die ik met moeite nog aandeed. Als laatste mijn onderbroek. Met mijn laatste kracht stak ik mijn benen door het stuk stof en schoof het omhoog. Toen had ik geen kracht meer om wat te doen.

'Tyler!' schreeuwde ik, zo luid als ik kon. Heel luid was het niet, maar zo ver kon je niet weg zijn, toch? 'Tyler! Tyler, help!' schreeuwde ik nog eens.

Ik luisterde. Ergens hoorde ik gestommel, maar ik wist het niet zeker; het kon ook het gesuis zijn van mijn hoofd.

'Harper?' hoorde ik je toen zeggen. Je was bezorgd, dat kon ik horen in je stem. Mijn slaapkamerdeur ging open.

'In de badkamer,' zei ik. Ineens kreeg ik een hoestbui. Mijn longen brandden eruit. 'I-ik kan niet meer opstaan.' Ik lag op de vloer, die erg koud was. Ik rilde nog meer dan ik deed voordat ik onder de douche stapte. Mijn haar was nat, mijn lichaam was nat, de vloer was nu ook al nat... alles was nat en koud.

Ook al was mijn deur van binnenuit op slot, jij kreeg hem van buitenaf open. Toen zag je me op de grond liggen. 'Harper!' riep je uit.

Ik haalde opgelucht adem, ook al deed dat pijn. Je hurkte naast me neer en draaide me om. Je legde je hand op mijn voorhoofd. 'Je hebt behoorlijke verhoging. Heb je pijn?' vroeg je.

Ik knikte. 'Mijn longen, mijn keel, mijn hoofd, mijn alles,' bracht ik er met moeite uit.

Je vloekte binnensmonds. Je schoof je arm onder mijn natte benen en onder mijn rug. Je droeg me, zoals je nu al vaker had gedaan, terug naar mijn kamer en zette me op bed neer. Je griste mijn, of eerder jouw, kleding van de gesloten toilet pot en hielp me met aankleden. Je had het duidelijk eerder gedaan, want ik had heel snel mijn kleding aan. Ik ging maar weer in bed liggen. Je haalde een handdoek op en gaf die aan mij. 'Hier, zodat je je haar een beetje kan afdrogen.' Ik haalde de handdoek over mijn hoofd heen en gaf hem toen weer terug aan jou. 'Ik denk dat je een lichte longontsteking hebt. Blijf in bed en ik haal wat thee voor je.'

Je liep weg, maar liet de deur open. Ik wilde we opstaan, maar mijn hoofd liet het niet toe. Ik was te zwak en te ziek om ook maar een beweging te maken.

Je kwam terug met wat hete thee. 'Voorzichtig, het is heet,' zei je toen je de hete mok aan me gaf. 'Je gaat het toch niet weer over me heen gooien, hè?'

'Ik zou niet weten waar ik heen zou moeten,' zei ik met een schamper lachje. 'Bedankt,' fluisterde ik. Het laatste wat ik wilde was je bedanken voor wat je had gedaan, maar je verdiende het wel. Zonder jou lag ik waarschijnlijk nog steeds op de badkamervloer dood te gaan. 'Dat je me uit de badkamer hebt gehaald... en uit het bos,' voegde ik er toen aan toe.

'Geen probleem,' zei je toen. 'Wil je dat ik ga?'

Eigenlijk wel, maar ik vond alleen zijn vanaf dit punt toch ook best wel eng. Ik zei maar niks. Het was geen ja, het was geen nee, je mocht het zelf bepalen wat je ermee deed.

Een tijdlang zaten we zo. Ik met de thee in mijn handen, jij op de stoel starend naar mij, waarschijnlijk.

'Ik ben moe,' zei ik na een tijdje. 'Ik denk dat ik maar ga slapen.' De thee had ik op en de kop had ik teruggegeven aan jou.

'Goed,' zei je. 'Rust uit en word maar beter.' Je stond op en verliet de kamer. 

De Kleur van DuisternisOù les histoires vivent. Découvrez maintenant