Vier sterren aan de hemel - Vierentwintig

80 13 2
                                    

Je zou zeggen dat ik zou hebben geleerd dat ontsnappen altijd leidt tot een mislukking, maar je moet begrijpen dat in mijn situatie opgeven, geen optie is. Het leek alsof dat het enige is wat ik nog kon doen: ontsnappen.

Je nam me vaak mee naar buiten. Alsof je me uitliet. Zo voelde het vaak wel. Van de buitenkant moest het er goed uit hebben gezien, want niemand zei iets. Ik was dan ook gestopt met mensen te overtuigen dat ik ontvoerd was. Ik was er ondertussen wel van overtuigd dat niemand me kwam zoeken.

Onze routine was compleet veranderd. 's Avonds speelden we vaak spelletjes, luisterden we naar de radio of lazen we boeken. Overdag was jij veel weg en deed ik niets anders dan het huis een beetje schoonhouden en bijhouden. Maar nadat ik op dag honderdachtentwintig er klaar voor was, besloot ik het nog een keer te proberen.

Noem me dom, noem me hopeloos... ik had het nodig. Als ik het niet zou doen, zou dat betekenen dat ik hoop zou opgeven en dat mocht niet. Dat mocht ik niet. Dan zou alles voor niks zijn geweest, dan had mijn hele leven geen zin en dus deed ik dat maar niet.

Dit keer had ik een ander plan. Eentje die niet dom was, of onhandig. Ik zou een jas meenemen deze keer. Ik kookte voor je en vervolgens wachtte ik tot het laat was. Ik las een groot deel van de nacht in mijn boek, net zolang totdat ik het idee had dat het in het holst van de nacht was. Ik kon het nog altijd niet zeker weten, maar ik was er nu toch wel vrij zeker van dat het diep in de nacht was.

Dus ik stond op en kleedde me aan. Ik trok mijn schoenen aan en mijn jas. Het was nog steeds wel winter en ijskoud, al vroeg ik me af of Denemarken wel zomer kende.

Ik sloop mijn kamer uit, zachtjes, zodat jij me niet zou horen. Ik was alleen wel een cruciaal ding vergeten: ik had moeten checken of jij eigenlijk wel sliep, maar ik was er zo vanuit gegaan dat jij 's nachts gewoon op de bank lag te slapen, dat ik er niet eens over nadacht om het te checken.

Ik typte de code in en liep naar buiten. Ik had geleerd dat direct rennen, me niet ver zou brengen. Vannacht zou ik de weg pakken en vanaf daar zou ik gewoon gaan lopen naar het stadje, al ha dik geen idee waar dat was. Als ik een auto tegenkwam, zou ik om een lift vragen. Simpel als wat toch?

Het had kunnen werken niet, als ik ineens een stem hoorde. 'Harper?' vroeg je.

Ik schrok me te pletter. Hoe kon jij wakker zijn? Ik hoorde je opstaan van het kraakbankje. Hoe laat was het eigenlijk? Had ik te lang gewacht?

'Wat doe jij hier om half vier in de ochtend?'

Nee ik had precies lang genoeg gewacht, maar jij was het die weer mijn plan verpestte. 'Ik zocht de nachtlucht,' zei ik. 'Ik kan niet zo goed slapen.'

Shit. Shit. Shit!

'Begrijpelijk,' lachte je. Waarom je dat grappig vond, wist ik niet. Zo grappig was het niet.

Ik ging maar op de grond zitten en deed alsof ik naar de lucht keek. In mijn hoofd zag ik een of ander prachtig beeld voor me, al kon ik er telkens net niet bij. Kleuren waren voor mij vaag geworden. Beelden waren misschien nog wel vager. 'Waarom?' vroeg ik toen ik de avondlucht nog eens goed had ingeademd.'

Dit was waarschijnlijk het moment waarop je me met een scheve blik aankeek. 'Wat?' vroeg je.

'Waarom?' vroeg ik nog eens. 'Je zei dat je me zou genezen. Je zei dat je me zou laten gaan als ik weer kon zien. Je zei...'

Je onderbrak me. 'Ik weet wat ik zei.' Er viel een stilte, waarin ik de schaduwen kon horen dansen. 'Ik zei dat ik je kon helpen,' zei je toen. 'Dat is ook wat ik aan het doen ben.'

'Je zei dat je klaar was,' probeerde ik weer. 'Je hebt gedaan wat je kon en ik dank je vriendelijk maar... Breng me terug.' Waarom kon je nou niet begrijpen? Wílde je het niet? Waarom deed je dit nou nog steeds? Zag je niet dat ik echt graag weer naar huis wilde?

De Kleur van DuisternisWhere stories live. Discover now