Vier sterren aan de hemel - Vijf

250 49 17
                                    

Ik twijfelde of ik het plan direct uit moest voeren, of dat ik toch nog even moest wachten. Het liefste wilde ik het in het donker doen, maar ja... ik kon uit het raam staren wat ik wilde; licht zou voor mij toch nooit komen.

Ik kon niet weten wanneer het donker was, wanneer ik moest ontsnappen, waar jij was en wat jij zou doen. Alles was voor mij een grote gok.

Om eerlijk te zijn was ik doodsbang. Niet alleen voor jou, maar ook voor het plan, voor mijn toekomst, voor mijn leven. Ik vertrouwde je echt niet en ik wilde weg, nu direct. Ik had hier nooit moeten komen.

Ik werd steeds nerveuzer. Mijn benen wilden niet meer zitten, mijn hoofd wilde niet meer luisteren. Ik had besloten dat wachten absoluut geen zin meer had. Het maakte voor mij toch niks uit of het dag of nacht was, mijn wereld was toch wel zwart. Voor jou zou het als het goed is ook niks uitmaken, als het waar was dat jij ook blind bent geweest. En daarbij... zaklampen bestonden. Ergens hoopte ik dat je nu wel afhankelijk was van je zicht en dat daardoor de nacht toch een obstakel voor je zou worden, maar ik wist het niet zeker en ik kon er ook niet van uitgaan.

Echt goed had ik het plan niet doordacht. Ik zou gewoon het raam inslaan en heel hard wegrennen. Waarheen? Geen idee. Dat zocht ik dan wel uit. Het plan zou zich dan wel duidelijk worden.

Dit was het, nu werd het tijd om te gaan. Ik was hier al lang genoeg. Ik pakte een zwaar boek uit de kast. Dit zou de tweede keer zijn dat ik met een boek zou gaan smijten, maar het was nodig. Ik had respect voor schrijvers en hun moeite die ze deden voor het maken van boeken en dit was heel respectloos, maar mijn veiligheid boeide me meer dan gebonden papier met gedrukte inkt dat ik toch niet kon lezen.

Het probleem dat ik wel zag, was de herrie. Jij zou het meteen weten, als ik dat boek door de ruit zou smijten, als het al zou breken in één keer. Het zou natuurlijk een oorverdovend kabaal maken, maar ik had ook geen idee hoe ik dat anders zou moeten doen. Ik wilde het niet met mijn elleboog doen. Dat zou pijn doen en de kans op breken van dat glas, leek me niet heel groot.

Ik stond op. Mijn blote voeten raakten het koude hout. Ik was dit niet gewend en hier wilde ik ook niet aan wennen.

Ik liep naar de kast en terwijl ik dat deed, stapte ik op het eten dat ik gisteren de kamer door had gesmeten. Een rilling van afgrijzen ging door me heen. Gadverdamme! Het begon al te ruiken; ik ging nog net niet over mijn nek. Ik moest het echt opruimen, maar dat ging ik mooi niet doen. Wat kon mij het schelen dat het daar lag? Ik ging hier toch wel uit.

Ik opende de kast, in de hoop mijn schoenen daar te vinden, maar die waren nergens te bekennen. Was dat je plan geweest? Mijn schoenen verbergen, zodat ik niet naar buiten kon?

Als dat je plan was, dan werkte het niet, want ik ging hoe dan ook naar buiten, met of zonder schoenen. Met mijn handen zocht ik naar het dikste boek in de kast en trok die eruit. Het was zwaar, dat was mooi. Ik gooide het even omhoog en liet het weer in mijn handen vallen. Bijna glipte het uit mijn handen. Mijn hart ging als een razende te keer, toen ik het boek bijna op de grond liet vallen. Als jij het hoorde... dan was het hele plan voor niks geweest!

Gelukkig hield ik het vast en gebeurde er niks. Ik moest voorzichtiger zijn. Met het boek in mijn handen, liep ik naar het raam. Ik had er twee in mijn kamer, eentje naast de stoel en eentje aan mijn bed. Ik koos voor het raam bij de stoel, aangezien ik wist dat dat raam groter was. Het andere raam zat onder het schuine dak, wat ervoor zorgde dat het toch wel een aantal centimeter kleiner was.

Ik hief het boek boven mijn hoofd en gooide met alle kracht die ik had, het zware bonk papier door de ruit heen. Ik was wel bang dat ik zou missen, aangezien ik niet heel goed was in coördineren en ik ook niet wist waar precies de ruit zat, toch deed ik heel erg mijn best.

De Kleur van DuisternisWhere stories live. Discover now