Vier sterren aan de hemel - Vier

252 41 22
                                    

De ochtend erna schrok ik wakker door een geluid van een schuivende stoel, naast me. 'Ho, rustig aan,' zei je tegen me, toen ik overeind was geschoten. 'Straks val je nog flauw.'

Mijn hart bonsde in mijn keel en mijn gedachten gingen als een wervelwind door me heen. Ik kon niet helder denken, al deed ik nog zo hard m'n best.

Je zat naast me op een stoel. Hoelang had je daar gezeten? Starend, naar mij, terwijl ik zo kwetsbaar daar lag te slapen. Wat had je gedaan?

Ik raakte in paniek. Je kon het me ook niet kwalijk nemen, dit was niet een normale gang van zaken, toch? 'Ga weg!' schreeuwde ik. Ik was bang dat je iets met me had gedaan. Waarom zou je me anders drogeren? Je moest me wel hebben gebruikt, of eerder misbruikt.

'Rustig Harper, je bent oké.'

Ik wilde het niet horen, want ik geloofde je niet; ik was niet oké. Je had me ontvoerd, gedrogeerd, meerdere keren, en je zei dat ik oké was? God, nee!

'Ga weg! Nu!' Ik voelde me zwak, smerig en slecht. 'Alsjeblieft,' piepte ik nog.

'Oké,' zei je. 'Als dat beter is voor je.' Je stond op en liep weg. 'Harper, toe, ik wil je geen pijn doen.' Voor een ander had het misschien oprecht geklonken, maar voor mij was het niets meer dan een leugen.

Hoe hard je het ook probeerde, ik luisterde niet. Je had me al pijn gedaan. Je had me gebroken, gesloopt, kapotgemaakt... Je had me al pijn gedaan.

De deur sloot je achter je en liet me alleen. Ik kon wel huilen, maar de tranen kwamen niet. Ik was te veel in paniek. Shit, shit, shit! Ik moet hier weg. Nu direct! Ik had geen seconde meer te verlezen. 'Rustig,' vertelde ik mezelf. Ik haalde diep adem, een keer in en een keer uit. Eerst moet ik de situatie bepalen. Wat draag ik? Waar ben ik? Hoe kom ik hier weg?

Ik zat niet vastgeketend, zoals ik vaak in fictieboeken had gelezen. Mijn enkels waren vrij, ik zat niet vast aan het bed, ik kon gewoon weg.

Ik voelde mijn kleding; ik droeg nog steeds hetzelfde. Had je me aangeraakt? Ik voelde geen pijn. Ik kon en wilde niet geloven dat je goed was. Waarom deed je dan dit?

Minutenlang zat ik stil op het bed, denkend aan wat ik moest doen. Kon ik hier uit komen? Ik had geen slot gehoord.

Ik begreep het nog steeds niet. Je had me niet vastgemaakt en ik had geen slot gehoord. Dat kon toch haast niet? Je leek me niet te hebben aangeraakt, anders dan dat je naar het bed had gedragen, al kon ik dat maar met moeite geloven. JE was een kerel en de meeste kerels wisten wel raad met een hulpeloos meisje op bed.

De kamer. Eerst moet ik de kamer leren kennen. Ik stond op. De vloer was van hout, er lag geen vloerkleed in. Ik droeg geen schoenen meer, waardoor ik de kou van de vloer omhoog kon voelen stijgen. Een rilling liep over mijn rug, maar ik ging door met de kamer verkennen. Het tweepersoonsbed stond tegen de muur aan.

Er waren twee ramen in deze kamer, eentje achter het bed en eentje naast het bed. Ik zette en stap en stuitte tegen de stoel waar jij op had gezeten. Het was zo'n heerlijke luistoel, van leer. Naast de stoel stond een kledingkast. Ik trok die open en voelde, maar de kast was leeg op een dikke jas na en dekens onderin.

De kast deed ik weer dicht en schoof wat meer door naar rechts. Daar zat een deur. Een flits van blijdschap schoot door me heen. Een deur! Ik legde mijn hand op de koude, metalen klink. Ik durfde hem bijna niet te openen. Ik was zo opgewonden en blij, al wist ik niet eens waarom. Misschien dacht ik dat de vrijheid achter die deur lag, ik hoopte het wel.

Toen duwde ik de klink naar beneden en trok aan de deur. Ik had verwacht dat de deur op slot zat, maar dat was hij niet. Nog meer blijdschap ging door me heen. Misschien was je hier gewoon niet zo goed in en vergat je gewoon de helft. Misschien was dit een soort prank of test. Misschien... was dit niet echt.

De Kleur van DuisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu