Hoofdstuk 8

155 11 0
                                    

Ik zat in het ziekenhuis, te wachten tot ze klaar waren met Joke. Nadat we waren geland vlakbij een boerderij, had een boer ons meteen naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gereden.

Het bleek dat we al in België waren, aangezien hij Vlaams sprak. In de auto had Joke het bewustzijn verloren. Ik had gepanikeerd, ik kon haar niet ook nog eens verliezen!

Toen we in het ziekenhuis aankwamen waren er een stuk of vier dokters naar Joke toegesneld. Een verpleegster had aan mij gevraagd wat er gebeurd was. Toen ik het verteld had keek ze me aan alsof ik gek geworden was.

Ik moest mee voor een controle op letsels. - tuurlijk, volgens mij wou ze gewoon zeker weten dat ik niet gek was -

Mijn wondes waren uiteindelijk toch niet zo erg. Ik had al mijn vingers nog, enkel een paar schrammetjes en een snede op mijn handpalm.

En nu zat ik hier. De hele tijd had ik niet beseft dat ik leefde. Het drong langzaam tot me door, ik was alleen, wees. Ik had natuurlijk wel een terroristenaanval overleefd.

Een gevoel dat een mengeling moest zijn van vreugde en verdriet drong mijn lichaam binnen.

Ik schrok op uit mijn gedachten.

Er stond een dokter voor me, zijn gezicht vertrokken met medelijden. Hij leek zich te bedenken of hij me iets wel of niet zou vertellen.

"Gooi het er maar uit dokter, ik ben wel wat gewoon."

In feite, ging mijn hart vierhonderd keer te snel.

"Je vriendin ligt in een coma," sprak hij wijfelend uit, "we weten niet of ze nog wakker zal worden."

Te veel.

Te veel voor één dag, te veel voor één meisje, te veel voor één leven. Ik kon het niet aan, alles werd zwart.

TraumaWhere stories live. Discover now