Hoofdstuk 13

118 11 0
                                    

Gisteren leek vandaag. Vandaag leek gisteren. Ik wist het niet meer. Ooit had tijd een belangrijke betekenis in mijn leven gehad. Ik had als kind eindeloze keren uitgekeken naar kerstmis en zulke dingen, maar nu leek het alsof tijd niet meer bestond. Ik leefde van dag op dag, elke dag exact hetzelfde als die daarvoor. Opstaan, school, Joke, slapen, nachtmerrie.

Ik had alle hoop verloren, Joke zou niet meer wakker wakker worden, haar lichaam was gewoon het overblijfsel van wat ooit een geweldig persoon was geweest.

Thomas begon ook zijn laatste hoop te verliezen en met onze hoop, verloren we ook elkaar. We leefden enkel nog als broer en zus, alle sporen romantiek verloren. Hij kuste me niet meer en we spraken nog minder dan normaal.

Ik wilde dat er iets gebeurde, maakte niet uit wat, ik hoopte gewoon op verandering. Volgens mij had ik beter niets gehoopt.

Het was op een dinsdag, denk ik, ik hield de dagen niet meer bij. Tijdens chemie werden we verstoord door de directrice die op onze deur klopte. Iedereen stond recht om haar te verwelkomen, maar al gauw wisten we dat er iets niet klopte. Haar ogen stonden bezorgd en vol medelijden.

"Jane Lawers? Thomas Hendric?"

Ik was niet verbaasd toen ze onze namen noemde, ik wist wat er zou komen.

"Zouden jullie even kunnen meekomen?" vroeg ze.

We schuifelden de klas uit, en liepen in stilte naar haar lokaaltje. Daar aangekomen, begon mijn hart sneller te slaan. De directrice opende enkele keren haar mond, alsof ze iets ging zeggen, maar sloot hem weer. Na enkele seconden van stilte, opende ze haar mond weer en dit keer kwam er wel geluid uit, geluid dat ik nooit had willen horen.

"Het gaat over Joke, ze ligt op sterven."

(0)(0)(0)(0)(0)(0)(0)

We zaten in de auto, op weg naar het ziekenhuis, er hing een ijzige sfeer tussen ons in. Op sterven. De woorden galmden door mijn hoofd en staken als messen in mijn brein. De directrice had gezegd dat Joke's hartslag was gaan vertragen en dat het zo snel ging dat ze nog maar een half uur had. Een half uur en ze zou weg zijn. Weg. Het klonk zo verschrikkelijk. Ik kon Joke niet verliezen.

Thomas parkeerde en liep de auto uit zonder me ook maar aan te kijken. Ik had geen tijd om me beledigd te voelen, geen tijd om naar de groene lantaarn te staren. Ik rende voor mijn leven, of eigenlijk dat van Joke. Het ziekenhuis leek killer dan normaal, niemand hield me tegen, ze wisten het waarschijnlijk al. 304, 305, 308, en daar was het: kamer 309.

TraumaTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang