Hoofdstuk 8

94 5 17
                                    

Het is al donker als ik mijn huis binnenloop. Waarschijnlijk slapen mijn ouders al, want ik hoor niks en de lichten zijn uit. Ik stop mijn huissleutel in m'n tas en loop zo zachtjes mogelijk de trap op. In mijn slaapkamer tast ik naar de lichtknop. Ik trek m'n schoenen uit en laat me zuchtend op bed vallen. Telkens zie ik het beeld van Luke met tranen in zijn ogen voor me. Ik kan er niks aan doen. Nadat hij was weggegaan, was ik nog naar het park gegaan. Ik zat op het bankje waar we vorige week een afspraakje hadden. Het was allemaal ook zo raar. Ik moest ergens even helder kunnen nadenken.

Waarschijnlijk was het niks. Misschien moest hij eerder weg van zijn ouders. Misschien leek het alsof hij tranen in zijn ogen had door de lichten in het café. Maar misschien ook niet. Misschien had hij een andere afspraak. Ik denk meteen aan het meisje op zijn Instagram.
Nee, Luke zou dat niet doen.

Ik kruip onder m'n dekbed en probeer nergens meer aan te denken. Ik zie maandag op school wel weer hoe het gaat. Ik sluit mijn ogen en val in slaap.

~

'Emma! Kom je nog? Het is al twaalf uur!'
Vermoeid draai ik me om en probeer ik m'n ogen te openen. De zon schijnt vanuit het raam recht in mijn gezicht. Ik knijp m'n ogen tot spleetjes en ga met mijn hand over het nachtkastje heen tot ik mijn telefoon voel. Ik wrijf een paar keer in mijn ogen voordat ik het scherm aanzet. Het felle licht schijnt in mijn ogen, maar ik merk er niks van. Ik open meteen WhatsApp. Geen berichten. Ook niet van Luke. Hij stuurt bijna elke ochtend een berichtje. Sowieso nadat we samen iets gedaan hebben. Ik staar naar het schermpje. Misschien slaapt hij nog?

'Emma! Kom nou! Je thee wordt koud.'

'Ja, ik kom!' Ik leg mijn telefoon weer op mijn nachtkastje en loop naar beneden.

'Is dit het enige brood dat we hebben?' Ik houd de zak omhoog waar nog maar twee sneetjes brood in zitten.

'Ja, sorry. We zijn vergeten boodschappen te doen door alle verhuisstress. Zou jij vanmiddag wat brood willen halen? Dan heb je vanmiddag ook wat.'

'Maar het regent!' Jammer ik.

'Ik moet de kelder nog inrichten.' Mijn moeder zucht even. 'En ik ben nog steeds niet klaar met de zolder.'

Ik kijk mijn moeder aan. Ze heeft gelijk. Ze is gisteravond de hele tijd bezig geweest met de zolder, terwijl ik in het café was. En nu zit ik te zeuren, omdat ik even naar de supermarkt moet.

'Best, ik ga zo wel.'

Mijn moeder kijkt me dankbaar aan. 'Je thee staat op de eettafel.'

~

De koude regen laat de rillingen over me heen lopen. Ik trek de rits van mijn jas nog wat verder dicht en fiets zo snel mogelijk naar de supermarkt. De supermarkt is niet heel ver van mijn huis vandaan, maar door de regen lijkt het uren te duren voordat ik er eindelijk ben.

En dat terwijl het pas september is.

Bij de supermarkt zet ik mijn fiets op slot en loop ik naar binnen. Twee broden en een pak ijsjes. Eigenlijk is het veel te koud buiten voor ijsjes, maar ik zet wel gewoon de verwarming hoger. Die stomme koude zomers in Nederland ook.
De broden heb ik al snel gevonden. Nu het belangrijkste, de ijsjes. Waar liggen die dingen nou? Gefrustreerd loop ik langs alle schappen.

'Hulp nodig?' Verschrikt kijk ik om. Er staat een jongen achter mij van ongeveer mijn leeftijd. Hij heeft een schattige lach en hij heeft een comfortabele hoodie aan. Vorige week was dat nog de beschrijving van "de perfecte jongen". Maar nu is dat Luke natuurlijk.

'Ik umm zoek de ijsjes.' Zeg ik aarzelend.

Hij kijkt me lachend aan. 'Het is toch veel te koud voor ijsjes?'

Te koud voor ijsjes? Waar bemoeit hij zich mee? Ik ga ze toch ook niet buiten opeten. Ik ben niet gek. Zolang de verwarming hoog genoeg staat, is het binnen in ieder geval niet te koud.

'Hoezo "te koud"? In juli is het toch ook niet te warm om warm te eten?' Geërgerd kijk ik hem aan.

De jongen weet even niks te zeggen.

'De ijsjes liggen in die schappen.' Zegt hij uiteindelijk en hij wijst naar een schap ergens bij de kassa.

Ik kijk naar de plek waar de jongen naar wijst en meteen vallen mijn ogen op Luke die net binnenloopt. Meteen zakt al mijn frustratie weg en kijk ik hem aan. Zal ik naar hem toe lopen? Moet ik hem met rust laten? Maar ik wil weten wat er is.

'Ik umm bedankt.' Zeg ik tegen de jongen en snel loop ik naar Luke toe.

'Luke!' Roep ik. Hij hoort me niet. 'Luke!' Roep ik nog een keer. Luke draait zich om en kijkt me aan. Ik schrik van zijn gezicht. Hij ziet er bleek uit en heeft donkere kringen om zijn ogen.

'Emma, wat doe je hier?'

'Wat denk je? Boodschappen doen. Wat anders?' Waarom doet hij zo raar?

'Oh ja, natuurlijk.' Mompelt hij.

'Wat moest je gisteravond doen?' Luke kijkt me niet-begrijpend aan. 'Je moest opeens weg?' Help ik hem.

'Oh ja, ik umm, dat was niks.'

Niks? Hij zegt een afspraak af vanwege niks? Ik begin me lichtelijk te ergeren aan zijn geheimzinnigheid.

'Je kan toch gewoon zeggen wat er was?' Zeg ik nu iets botter dan net. 'Je ging dus gewoon weg zonder reden.'

'Nee, niet zonder reden. Ik...'

'Waarom kan je dan niet gewoon zeggen waar je was?' Onderbreek ik hem.

Lukes onzekere blik verandert nu in een boze blik. 'Gaat je niks aan!'

Door zijn plotselinge stemmingswisseling weet ik even niks te zeggen. Hij kijkt me nog even kort aan en loopt dan weg. Wat heb ik verkeerd gedaan? Zou er echt iets zijn? Een schuldgevoel gaat door mij heen. Misschien is hij wel heel erg verdrietig om iets en ben ik me als een bitch aan het gedragen tegenover hem. Maar waarom zou het het dan niet gewoon kunnen zeggen? Man, ik word nog gek!

Zuchtend reken ik de broden en de koekjes af bij de kassa en loop ik naar buiten. Ik loop langs mijn fiets richting een afgelegen bankje. Ik ga zitten en sluit m'n ogen. Langzaam kom ik tot rust.

Holding On To YouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu