Hoofdstuk 23

66 4 18
                                    

Ik zie je vannacht nog.

Die woorden blijven de hele tijd in mijn hoofd hangen. Tijdens het kampvuur. Als ik na een halfuur naar de tent loop. Als ik op mijn luchtbed ga liggen. Als Imke al in slaap is gevallen. Ik ben klaarwakker en voel een rare kriebel in mijn buik.

Wat zal hij bedoelen? En wat is vannacht? Is dat straks? Het is al twaalf uur geweest, maar de nacht duurt lang. Misschien bedoelt hij wel drie of vier uur. Of ik heb het verkeerd begrepen. Die gedachte zet ik opzij en ik besluit gewoon af te wachten. Ik kan toch niet slapen.

Ik ga rechtop zitten en luister naar Imkes regelmatige ademhaling. Waarschijnlijk is ze heel diep aan het slapen. Ik sluip zachtjes de tent uit met mijn zaklamp. Iedereen slaapt en de maan is het enige waar licht vandaan komt.

Ik ga naast de tent op het gras liggen en staar naar de sterren. De stilte is rustgevend en door de ontelbare sterren in mijn gezichtsveld is het net alsof ik hier helemaal alleen ben. De frisse avondlucht met de geur van de bossen zorgen ervoor dat ik er nog wel van bewust ben dat ik hier in het bos op het kampterrein lig.

Opeens wordt de stilte onderbroken door een zacht geritsel. Niet zo zacht als bij een vogel die door de bossen vliegt, maar meer als voetstappen. Als ik een takje hoor breken, ga ik verschrikt rechtop zitten. Zou het een leraar zijn? Mijn zaklamp staat gelukkig uit.

In de verte zie ik het licht van een zaklamp steeds dichterbij komen. Ik houd mijn adem in. Het licht wordt steeds groter en schijnt dan recht in mijn ogen. Ik bescherm mijn ogen met mijn arm tegen het plotselinge felle licht.

'Wat doe jij hier?' vraagt een bekende stem.

'Luke!?' Er gaat een zucht van opluchting door mij heen.

'Ssstt, niet zo hard!' Luke laat zijn zaklamp zakken en kijkt me grijnzend aan. Ik glimlach ongemakkelijk terug. Ik heb niet de meest mooie pyjama aan, besef ik nu.

'Ga je mee?' Ik kijk Luke vragend aan. 'Waarheen?' vraag ik. Luke lacht geheimzinnig en ik begin er bijna bang van te worden. 'Volg mij maar.' Luke schijnt met zijn zaklamp voor zich uit en ik volg hem. Als we langs de tent van de leraren lopen, doen we even het licht uit. We willen geen risico's nemen.

Even later komen we bij het meertje aan. Luke steekt zijn zaklamp in het zand, waardoor het licht naar boven schijnt. Ik kijk om me heen. Er is niet veel te zien in het donker, maar de glinsteringen in het water van het maanlicht zijn adembenemend mooi.

'Kom zitten.' Luke klopt uitnodigend op het zand en ik ga naast hem zitten. Hij slaat een arm om mij heen, alsof hij mij beschermt tegen al het duister hier. Ik kruip wat dichter tegen hem aan en samen kijken we naar het glinsterende water en de heldere lucht vol lichtjes.

'Sorry,' zegt Luke opeens. Ik draai verbaasd mijn hoofd naar zijn richting. Alles leek weer zo vanzelfsprekend dat ik bijna vergeten was dat ik ooit boos op hem was.

'We hebben elkaar zo lang niet gesproken,' gaat hij verder, 'en nu doen we alsof er niks aan de hand is. Het is niet eerlijk van mij om nu te doen alsof we nooit ruzie hebben gehad.' Luke haalt zijn arm weg en ik pak snel zijn hand. De afstand tussen ons voelt opeens meters lang in plaats van centimeters.

'Jij bent terecht boos op mij geworden en er zijn inderdaad dingen die ik nog steeds niet heb verteld. Ik snap heel goed dat je boos was, want ik zei dat ik het zou vertellen en dat heb ik nog steeds niet gedaan.'

Ik houd mijn adem in en wacht in spanning af.

'En dat ga ik nu ook niet doen.'

De meters worden kilometers.

'Maar ik vond het niet eerlijk als we nu weer verder zouden gaan en we er niet meer over zouden hebben. Ik wil gewoon zeker weten dat je me vertrouwt. Want ik ga het vertellen, echt waar. Maar nu is daar de tijd niet voor. Ik zal ook letten op onze afspraken en niet zomaar weggaan. En dat heb ik al eerder gezegd, dat weet ik.'

Holding On To YouWhere stories live. Discover now