HOOFDSTUK 9

903 44 3
                                    

De wereld is onscherp. Ik knipper in een poging de vage, groene kleuren die ik zie scherper te krijgen. Na een aantal poging zie ik dat het bomen zijn. Ik lig in iemands armen denk ik. En plots komt alles terug: Joyce, de ruzie, het kampvuur en Aiden. Aiden!? Ik ben meteen weer helder, gooi mijn ogen wagenwijd open en zoek naar het gezicht van degene die me draagt en ja hoor, hij is het.

'Ah, je bent terug bijgekomen zie ik' zegt hij wanneer hij ziet dat ik wakker ben.

'Zet me neer.'

'Je bent een tijd bewusteloos geweest...'

'NU!'
'Wow wow kalm prinses, we zijn er bijna.'

'Noem me geen prinses en waar breng je me naartoe?'

Aiden stopt op de parking en zet me voorzichtig neer naast een zwarte SUV.

'Ik ben niet in elkaar geslagen hoor ik ben gewoon flauwgevallen.'

'Nee, net niet, maar als ik er niet was geweest waarschijnlijk wel en als dat niet het geval was, was nu wel geroosterd geweest. Wat bezielde je zelfs om je te bemoeien met die ruzie!'

'Joyce vernederde Emily zonder geldige reden! Mijn excuses dat ik opkom voor iemand die onschuldig is.' Ik stamp kwaad weg en grabbel in mijn handtas, op zoek naar mijn gsm. Ik moet iemand zien te bellen om me op te halen en naar huis te brengen.

Aiden haalt me in en grijnst. 'Wat ga je doen prinses, ronddwalen in een bos in het midden van de nacht?'

'Noem me geen prinses! Ik zoek mijn gsm zodat ik... ' Shit, ik besef dat ik die heb laten vallen tijdens de ruzie met Joyce.

'Die heeft Livia. Kom stap in.' Aiden houdt het portier langs de passagierskant van de SUV open en kijkt me afwachtend aan.

Ik aarzel. Kan ik niet beter naar huis gaan? Dat idee laat ik al gauw passeren. Als ik nu naar huis ga is het enige dat me te wachten staat een hele ondervraging van mijn moeder over waarom ik zo vroeg terug ben. Of erger nog; een dronken moeder. Snel laat ik me neervallen op de passagiersstoel. Aiden stapt aan de bestuurderskant in, steekt de sleutel in het contact en scheurt vervolgens de parking af.

Niet veel later rijdt hij de grote oprit op van het gigantische landhuis. Met een zucht stap ik over de drempel het grote huis binnen. Een paar uur geleden vertrok ik hier met Livia en nu sta ik hier weer, maar deze keer met Aiden.

'Ik had beter gewoon naar huis gegaan. Ik kan hier toch niets doen en ik ben jullie bovendien alleen maar tot last.' Ik wil me omdraaien om weer naar buiten te gaan en een bus zoeken zodat ik naar huis kan, maar Aiden grijpt mijn pols.

'Ik denk dat het beter is dat je hier blijft. Thuis kan je nu niet terecht want daar gaat je familie vragen stellen. Bovendien moet je rusten en zorgen dat je weer nuchter bent.'

'Ik ben nuchter, zeker na al de gebeurtenissen van de voorbije uren. Hoe heb je me trouwens van dat kampvuur kunnen weghouden? Ik weet zeker dat ik de vlammen aan mijn rug voelde. Je zou brandwonden moeten hebben, het vuur was te dicht.' Ik bestudeer aandachtig zijn handen en armen, geen schrammetje te zien.

'Dat bedoel ik dus met ontnuchteren, Caila. Je bent je dingen aan het verbeelden. Je stond helemaal niet zo dicht bij het vuur. Ik kon je nog gemakkelijk opvangen. Aiden heeft nog steeds mijn pols vast en kijkt me recht in de ogen. Een lichte tinteling verspreidt zich over mijn huid.

'Dat is niet waar! Ik weet zeker dat ik het vuur gevoeld heb!' Gefrustreerd ruk ik mijn pols los uit zijn greep.

'Het is al goed. Het is nu het beste dat je gaat rusten.' Hij loopt de woonkamer in en gebaart richting de zetel.

Ik protesteer niet verder en laat me met een zucht neervallen op de zetel. Aiden heeft gelijk, ik ben inderdaad moe. Uitgeput leg ik mijn hoofd neer op het kussen. Ik voel nog net hoe Aiden een deken op me legt. Hij mompelt nog iets dat ik niet versta en vervolgens zak ik weg in een diepe slaap.

Wanneer ik wakker word is het nog donker. Door het licht van de maan dat binnenvalt zie ik op de klok aan de muur dat het vier uur s'nachts is. Mijn hoofd klopt een beetje, maar de pijn valt goed mee. Ik sta op om een glas water te gaan halen, maar plots zie ik een gedaante in de zetel tegenover de mijne zitten. Het is Aiden. Hij moet ook in slaap gevallen zijn. Zijn gezichtsuitdrukking is ontspannen, heel anders dan zijn normale uitdrukking. Ik merk dat ik sta te glimlachen. Snel loop ik naar de keuken om hem zeker niet te wekken.

Na twee glazen te hebben gedronken en een beetje water in mijn gezicht te hebben geplensd loop ik terug naar de woonkamer.  Ik ben bijna bij de zetel aangekomen wanneer mijn oog valt op iets lichtgevend in de zak die naast Aidens zetel staat. Traag loop ik erop af. Mijn handen grijpen naar het lichtgevende voorwerp. Aarzelend haal ik het uit de rugzak.

Zoiets heb ik nog nooit gezien. Het is een soort dolk, maar de randen van het lemmet zijn bot. Daar kan je absoluut niemand mee verwonden, maar wat er vooral zo bijzonder aan is, is de blauwe lichtgevende kleur. Met open mond bekijk ik dit eigenaardige voorwerp. Voorzichtig laat ik mijn vingers over het lemmet glijden. Een tintelend gevoel verspreidt zich in mijn vingertoppen en vervolgens de rest van mijn lichaam.

'Caila?!' De stilte wordt verbroken door Aidens verbaasde stem.

Geschrokken kijk ik hem aan. 'Het spijt me. Ik...Ik wou gewoon-' stotter ik. Niet in staat nog iets uit te brengen kijk ik hem bang aan. Klaar voor zijn woede die hij ongetwijfeld over me zal uitstorten. Maar dat gebeurt niet. Hij kijkt me alleen maar met open mond aan.

Na een eindeloze stilte begint Aiden te praten. 'Je kan het vasthouden' zegt hij enkel.

'Ja'

'En het doet geen pijn?'

Ik schud mijn hoofd. 'Nee, waarom zou het pijn doen?'

Aiden zucht. Het is weer een tijd lang stil.
'Omdat niemand op deze aarde die dolk kan vasthouden zonder te sterven, behalve... ik.'

ᴜɴᴅᴇʀɢʀᴏᴜɴᴅWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu