Utrecht

329 9 7
                                    

Het was een wervelwind aan emoties geweest. Vier dagen stonden ze op scherp. Ze moesten op de kleinste details letten om niets over het hoofd te zien. Toch miste ze iets, wat resulteerde in een dag achterstand op de verdachte. Uiteindelijk waren ze de verdachte op het spoor gekomen. Hij was samen met de jongen richting Utrecht gevlucht. De jongen die hij bij zich had, was 13 en zat in de eerste klas van het havo. Het was maandagochtend, iets voor half negen, geweest toen Joep van z'n fiets getrokken werd en een auto werd ingeduwd. Voorbijgangers waren er bijna niet. Ja, een boer die bezig was op zijn land. Hij was echter te ver weg geweest om details te zien. Maar dat een kleiner persoon door een groter persoon een auto ingeduwd werd, stond volgens hem als een paal boven water. De boer wist wel te vertellen dat de auto een Volvo was geweest. Ouder model. Met lichte gêne had de boer verteld dat hij groot fan was van oude Volvo's. Wolfs had verteld dat hij ook een voorliefde had voor auto's. Dat hijzelf in een nieuw model van Volvo reed, had hij er maar niet bij gezegd. Wist hij veel hoe de boer daar op zou reageren.


Door langs de familie, vrienden en school van Joep te gaan, konden Wolfs en Eva gecontroleerd te werk gaan. Het kosten veel tijd en beide rechercheurs begonnen te twijfelen aan een positief einde.


Totdat er woensdagmiddag een bericht kwam van de Utrechtse collega's. De auto was bij de A2 afgeslagen en de A27 opgegaan. Wolfs en Eva waren meteen onderweg naar Utrecht. Niet veel later werd de auto geflitst bij de afrit van de A28. De Utrechtse collega's wisten te vertellen dat dat geen goed nieuws was. De afrit van de A28 eindigde in de stad en dat zou zoeken naar een speld in een hooiberg worden. Gefrustreerd gaf Wolfs een klap op het stuur. Eva zuchtte diep. De collega's vroegen Wolfs of zij het over mochten nemen. Hier ging Wolfs vel tegenin. Het slachtoffer kwam uit Maastricht. De zaak was daar begonnen, dus zou het corps Maastricht het ook afhandelen. De collega's uit Utrecht gingen hier mee akkoord op voorwaarde dat ze nauw contact hielden over mogelijke aanhoudingen. Wolfs had iets gemompeld wat leek op 'best'. Twee en een half uur later reden ze Utrecht binnen. Omdat er geen nieuwe aanwijzingen waren geweest van de route van de verdachte, reden ze rechtstreeks naar het politiebureau middenin het centrum. Al vloekend reed Wolfs door Utrecht. Fietsers reden hem voor de voeten en voelde zich de koning op de weg. "Ik dacht dat jij de stad gewend was" zei Eva bijdehand. Wolfs keek haar vernietigend aan. Toen hij door had dat ze met hem zat te dollen, gaf hij een verklaring. "Amsterdam kén ik. Deze stad is een Walhalla voor fietsers maar een hel voor automobilisten." "En dat is Amsterdam niet?" "Nee! Kijk, in Amsterdam weet ik hoe je moet rijden om ergens te komen. Welke straten je wel en niet moet nemen. Én hoe je je als automobilist moet gedragen. Dit hier, is verschrikkelijk." "Omdat je het niet kent?" "Ja!" Eva grinnikte om zijn explosiviteit. Ze vond het leuk om hem op stang te jagen. Toch hield ze zich stil. Het was al laat en echt zin in een discussie had ze niet.


Op het bureau werden ze ingelicht over de stand van zaken. De auto van de verdachte was geparkeerd in de buurt van het Rietveld Schröderhuis. Dit bevond zich dichtbij de militaire kazerne. Aan de andere kant had hij ook richting het Wilhelminapark kunnen zijn gegaan, maar met een slachtoffer over straat, was deze gedachte niet erg aannemelijk. "Wat zijn onze vervolgstappen?" vroeg Eva de collega die zich had voorgesteld als Tim. "Jullie kunnen nu niet zoveel doen. We hebben nog geen idee waar hij zich in de stad bevindt, maar de straatpolitie kijkt naar hem uit." "Hoe gaan jullie dat doen?" vroeg Wolfs scherp. "Jullie hebben niet eens een signalement van de verdachte. Wij weten niet eens hoe hij eruit ziet." "Maar Joep wel. We weten hoe het slachtoffer eruit ziet" verklaarde Tim. "Alsof het slachtoffer herkenbaar over straat loopt. Denk je niet dat de verdachte daar iets voor bedacht heeft?" Beide mannen keken elkaar venijnig aan. Eva voelde dat ze moest ingrijpen, wilde ze kunnen blijven samenwerken met de Utrechtse collega's. "Kom, Wolfs. Wij gaan een hotel zoeken. Tim heb jij een aanrader?" Tim verlegde zijn blik naar Eva en keek haar vriendelijk aan. "Het Mary K Hotel aan de Oude Gracht is gezellig. Het is prima te lopen vanaf hier. Zo'n 10 minuutjes ben je kwijt, misschien wel sneller. Jullie kunnen je auto hier laten staan. Utrecht is een fietsvriendelijke stad, maar het is een ramp voor auto's." "Vertel mij wat" bromde Wolfs. Eva bedankte Tim voor zijn collegialiteit.


Die nacht sliepen ze beide onrustig. Naast dat ze in een tweepersoonsbed lagen, waren hun gedachten bij de zaak. Rond een uur of drie hield Wolfs het voor gezien. Hij stapte het bed uit en begon zich aan te kleden. Eva keek slaperig op. "Wat ga je doen?" vroeg ze half wakker. "Naar buiten. Ik lig alleen maar te denken aan de zaak. Ik ga een frisse neus halen. Tot straks." "Doei" mompelde Eva. Ze kroop terug in het warme bed. Ook zij kon de slaap niet vatte, maar dat had met iets anders te maken. Ze was zich bewust van de rustige staat van haar lichaam. Te rustig volgens haar. Ze voelde zich bijna op haar gemak naast Wolfs in bed en dat zat haar dwars. Toen Wolfs weg was kon ze zich eindelijk focussen op gewoon slapen. Niks meer niks minder. Naast dat ze moe was van alle emoties deze dagen, was ze ook moe van de paraatheid waarin ze zich al drie dagen bevonden. Ze viel daarom snel in slaap. Wolfs hoorde ze rond vijf uur niet meer in bed stappen.


De volgende morgen stond Tim de rechercheurs met kopjes koffie op te wachten. Dankbaar namen ze dit aan. "Joep is gesignaleerd op de campus van de Hogeschool Utrecht." "Hij gaat een dagje studeren?" vroeg Wolfs. "Nee, daar lijkt het niet op. Hij is daar afgezet. Agenten hebben hem staande gehouden en ondergebracht in de Hogeschool zelf. Jullie worden daar verwacht. Het adres stuur ik jullie door."


Niet veel later waren ze op de Hogeschool en liepen het kamertje binnen waar Joep zat. Geschrokken keek Joep op. Hij zag Eva schrikken. Blauwe plekken in z'n hals en een grote bloeduitstorting boven z'n rechteroog. Eva zakte door haar hurken en stelde Wolfs en haar voor aan Joep. "Joep, weet je waar je bent?" vroeg Wolfs rustig. "Utrecht?" Eva knikte. "Weet je misschien hoe je hier, op de Hogeschool, gekomen bent?" stelde Eva de volgende vraag. "Ik ben hier afgezet. Vanochtend vroeg. Het was nog donker." "Weet je ook door wie?" Eva volgde nauw Joep zijn gezichtsuitdrukking. Hij knikte en liet z'n hoofd hangen. "M'n oom. Hij had ruzie met m'n ouders over geld, denk ik. Toen heeft hij mij maandagochtend meegenomen in zijn auto." Joep had tranen in z'n ogen gekregen. Wolfs seinde om een glaasje water. "Weet je waar je oom nu is?" Wolfs gaf Joep het water. "Nog in het huisje waar we vannacht verbleven, denk ik." "Waar is dat, weet je dat?" Eva keek Joep medelevend aan. "Iets met Gans volgens mij." Wolfs draaide zich om naar de collega's en keek hun vragend aan. "De Gansstraat zou kunnen" antwoordde de man. Eva richtte zich tot Joep. "Joep, wij gaan je nu meenemen naar het politiebureau hier in Utrecht. Daar kun je bijkomen en hulp krijgen voor je verwondingen. Later op de dag nemen we je mee terug naar Maastricht. Begrijp je dat?" Joep knikte afwezig, z'n tranen wegslikkend. "Is er nog iets wat we voor je kunnen doen" vroeg Wolfs attent. "Mag ik m'n moeder bellen?" "Tuurlijk!" zei Eva.


Al teruglopend naar de dienstauto belde Joep zijn moeder. Huilend vertelde hij wat er gebeurt was. Eva zette met medelijden de jongen op de achterbank. "Laten we de arrestatie over aan de collega's?" Wolfs keek Eva verbaasd aan. "Hoezo" vroeg hij. "Ik wil Joep hier weghalen, hij moet zo snel mogelijk naar huis. Hij is nog maar 13, hè." "Nou, ik wil er bij zijn en jij ook! Doe niet zo raar. Hoe sneller we dit doen, hoe eerder we terug kunnen naar Maastricht." Eva stemde, tegen haar zin in, met Wolfs' plan in.


Vijf uur later zetten Wolfs en Eva Joep af bij z'n ouders. "Morgen komen collega's je halen om een begin te maken aan je verklaring" vermeldde Wolfs. "Zien we je morgenmiddag op het bureau, goed?" Joep knikte instemmend naar de rechercheurs.


"Dat waren mij een paar heftige dagen" zei Eva vermoeid. "Zeg dat." Achter elkaar aan liepen ze de kelder van de Ponti in. Eva bleef abrupt staan en draaide zich om naar Wolfs. Zonder aankondiging gaf ze hem een stevige knuffel. Allebei hadden ze elkaar nu nodig. Ze voelde zich ontspannen in zijn armen. Beide wisten dat het goed zat. Deze zaak hadden ze weer succesvol weten af te ronden en dat was voor hen het belangrijkste. 



De rechercheurs in Utrecht. M'n stadsie. Ik studeer zelf in Utrecht aan de Hogeschool, dus ik vond het een leuk idee om Wolfs en Eva in Uutje te zien rondrijden. Vond je het een leuk verhaaltje? Laat het me weten. <3

Cowboy laarzen en zwarte gympen - Flikken storiesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu