Hoofdstuk 16

44 14 6
                                    

> Pijn, dat is het enigste wat ik nog voel. Alles is zwart, ik kan niks zien. Ik hoor stemmen om mij heen. Ik voel dat mensen mij aanraken, maar ik kan niks zien. Mijn ogen zijn gesloten en mijn hoofd voel ik steeds zwaarder worden. Totdat het geluid ook uitvalt en ik niet meer weet waar ik ben.

Langzaam open ik mijn ogen. Het felle licht brandt naar binnen in mijn oogkassen waardoor mijn hoofd meteen duizelig wordt. Als ik het licht eindelijk kan waarderen open ik mijn ogen nog iets verder.

Ik schrik als ik mezelf zie liggen in een bed, een heel breed, groot bed. In een witte kamer met een blauwige grond.

Mijn armen zijn geplakt met wit spul, het lijkt wel alsof mijn hersenen niet de juiste woorden kunnen vinden voor wat er om mijn armen zit geplakt.

Langzaam laat ik mijn lichaam weer naar achteren vallen in het zachte dons kussen. Sluit ik mijn ogen weer en wacht totdat deze nare droom over is.

"Is ze wakker?" Hoor ik een bekende stem. "Ik zweer dat ik haar net zag bewegen." Klinkt een andere stem, een beetje paniekerig.

Voor de tweede keer open ik mijn ogen en kan ik het licht weer niet verdragen. Ik probeer te praten, maar mijn keel doet pijn, het soort pijn dat je krijgt van een verkoudheid, maar dan twee keer zo erg.

Ik probeer te praten maar er komt geen geluid uit mijn strot.

Ik zie een wazig figuur naar mij toe komen lopen. Ik herken zijn bruine haren, zijn mooie krullen en de velblauwe ogen die overduidelijk nog steeds zo mooi zijn als een maand geleden. Langzaam proberen mijn ogen het lichaam scherp te stellen. Zijn ogen worden steeds blauwer en zijn glimlach lijkt te verbreden. De krullen van de jongen worden alsmaar mooier en mooier.

Nogmaals probeer ik mijn mond te openen om de mooie jongen gedag te zeggen.

"Zeg maar niks," fluistert de blauwe-ogen jongen. Oh, god. Die blauwe ogen, wat komen ze bekent voor. "Het komt allemaal goed." Ik zie hoe er een traan over zijn wang naar beneden glijd langs zijn kin. Ik probeer mijn arm op te tillen om deze traan weg te vegen bij deze verdrietige, gebroken jongen, maar ze willen niet bewegen. Het lijkt alsof ze zijn vastgebonden aan het bed. Terwijl ze gewoon langs mijn lichaam liggen.

De jongen buigt zijn lichaam voorover en drukt zijn lippen zacht op de mijne, alsof ze van glas zijn gemaakt en elk moment kunnen breken.

Mijn ogen schieten open. Het is niet zomaar een jongen, het is Harry. Warme tranen glijden over mijn wangen heen. Wat heb ik dit uitzicht gemist. Harry, hij staat echt voor me.

"Het spijt me zo," pers ik eruit. Mijn keel brandt bij het zeggen van deze vier woorden. Ik ben blij als ik mezelf hoor praten, oprechte woorden komen uit mijn mond.

"Nee, nee," zucht hij. "Zeg maar niks." Hij schuift een stoel uit de hoek van de kamer richting mijn bed en gaat zitten. Zijn ene hand pakt de mijne stevig vast en met zijn anderen hand aait hij mijn gezicht. Met zijn duim strijkt hij over mijn wang heen en zijn vingers glijden langs mijn oor. "De dokters komen zo," glimlacht hij.

Ik sluit mijn ogen weer en geniet van de intense aanraking van Harry. Ik wou dat ik zijn gezicht tussen mijn handen kon pakken en hem ruw kon zoenen, te fluisteren hoeveel ik van hem houd en zijn shirt over zijn hoofd kon trekken, zijn gespierde armen kon masseren, door zijn krullen kon woelen met mijn vingers en hem dan mee kon nemen zijn slaapkamer in.

"April," hoor ik de mooie stem weer. "Blijf wakker, alsjeblieft." Mijn oogleden voelen zwaar maar toch probeer ik te blijven kijken naar het mooie wat voor me zit. Ik pak zijn vingers en knijp er even in, ik strijk met mijn duim over de rug van zijn hand.

All BLACKOnde histórias criam vida. Descubra agora