Hoofdstuk 17

34 4 2
                                    

Mijn vader zit aan de zijkant van het bed. Onno, de vader van Jordy, staat buiten mijn deur.

Ik zie hoe mijn vader langzaam zijn adem uitblaast en weer inademend. "Weet je zeker dat je kan praten?" Bezorgt kijkt hij mij aan.

"Ja, pap," zeg ik voor de zoveelste keer. Iets meer dan vijf dagen ben ik wakker, en voel ik me opgesloten in het ziekenhuisbed.

Hij knikt langzaam een staat op. Hij slaat de deur open van mijn kleine ziekenhuiskamer en loopt naar buiten. Door het raam kan ik hem zien praten met Onno. Hij haalt een hand door zijn haar en wriemelt aan in kleine snorretje.

Onno komt binnengelopen met een kladblok. "Dag, April." Ik voel hoe zijn ogen over mijn lichaam glijden. "Ik wil graag even praten over je ongeluk, als je dat goed vindt."

Ik knik. "Natuurlijk." Met tegenzin ga ik iets rechterop zitten, zodat ik bijna op dezelfde hoogte ben als Onno, die het zichzelf comfortabel maakt op een stoel naast mijn bed.

Hij slaat een notitieboek open en legt zijn telefoon op het kastje naast mijn bed. "Vind je het vervelend als ik dit opneem? Ik kan ook aantekeningen maken, als je dat fijner vindt."

Twijfelend schud ik met mijn hoofd. "Nee, opnemen is prima."

Onno knikt nog een keer en drukt dan op de 'record' knop. "Kan je me vertellen hoe je op het kruispunt bent gekomen?"

Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en denk goed na. Ik herhaal mijn antwoord wat ik wil geven aan Onno drie keer in mijn hoofd totdat mijn hersenen eindelijk een fatsoenlijke Nederlandse zin hebben gevromd. "Ik kan terug van het graf van mijn moeder," zeg ik.

"En wat gebeurde er toen?"

Mijn hart breekt in kleine stukjes. Dingen die ik zo lang heb opgesloten in mijn hart, moet ik nu vertellen aan een man, de man waarmee mijn moeder is vreemdgegaan en de man waarmee ik Harry heb bedrogen.

Ik kijk op en zie Harry buiten de kamer staan. Hij heeft zijn armen over elkaar geslagen en bestudeert mij aandachtig door het smalle raampje. De deur zit dicht, wat een opluchtend gevoel geeft. Hij luistert niet mee, April.

"Ik raakte in paniek." Ik sluit mijn ogen en tover mezelf tevoorschijn in mijn gedachten. Hoe ik ben opgestaan en weggerend.

"Waarom raakte je in paniek?" vraagt Onno zacht.

Langzaam haal ik mijn schouders op en neer. "Er is gewoon zoveel gebeurt," zucht ik. "Ik heb dingen gedaan wat ik niet had moeten doen. Ik heb het gevoel dat ik haar heb teleurgesteld." Mijn hoofd draai ik bij zijn richting uit. Ik probeer zijn ogen te vinden, die gericht zijn op het kladblok.

Hij knikt. "Vertel verder, alsjeblieft."

"Ik rende de begraafplaats uit, naar mijn fiets. Mijn hoofd ging tekeer, ik voelde mijn hard kloppen en ik ben rondjes gaan fietsen, dat doe ik wel eens vaker. Over de kruizing, naar links, dan naar rechts, door dat kleine steegje en dan zo weer de stoep op naar de begraafplaats."

Onno knikt alsof hij mijn kleine route kent.

"Alles ging gewoon zo snel. Ik zag die auto rijden, recht naar de taxi toe en ze botsten zo op elkaar." Ik vouw mijn handen in elkaar.

"Hoe bedoel je precies?"

"Ik fietste de kruizing op en een auto, de taxi, reedt zo snel en toen botste de auto op de andere taxi. Ik wou erheen fietsen maar ik voelde zoveel pijn door mijn lichaam heen dat ik niet meer kon bewegen, het is allemaal zo raar," ik zucht. "Ik snap niet hoe ik ben geraakt door een auto. Ik heb helemaal geen auto gezien."

Onno's ogen onderzoeken mijn lichaam. "April..." begint hij zacht. "Er zijn nooit twee taxi's geweest."



"Wat..?"

"De taxi... Het waren geen taxi's. Het was een zwarte BMW. Maar we hebben de chauffeur niet kunnen traceren. Hij reedt meteen weg. Hij heeft je aangereden. Er waren geen taxi's op de kruizing."

"Nee, dat klopt niet," verwijt ik hem. "Er waren twee taxi's en mensen waren gewond!"

"April..." Ik zie hem zuchten. "Soms, als je iets heel graag wilt zien, houdt je geweten je voor de gek," zegt de oude man. "Het spijt me."

Ik schud mijn hoofd. "Het voelde allemaal zo echt..."

Ik voel hoe Onno zijn hand om mijn schouder legt en er zachtjes in knijpt. "Het komt wel goed. De verdriet blijft niet altijd."

"Maar het leegtegevoel wel," zeg ik, verdrietig.

"Ook dat wordt opgevuld, wacht maar af." Onno staat op, neemt zijn kladblok mee en loopt de kamer uit.

Ik sluit mijn ogen en denk even na.

Ik hoor de deur opengaan en stemmen vliegen door mijn hoofd heen. Ik sluit mijn ogen en probeer alles te blokkeren en mama tevoorschijn te halen. Als ze hier was geweest, had ze naast mijn bed gezeten en vertelt over een van haar werkdagen. Wie ze nu had gefotografeerd of wat ze met haar vriendinnen had gedaan.

Maar ze is hier niet, en ze zal hier ook nooit zijn. Nooit meer zal ik deze verhalen aan kunnen horen en dat is allemaal de schuld van degende die de taxi heeft bestuurd.

Langzaam worden de harde stemmen in de kamer zachter en het lijkt alsof ze wegvliegen uit mijn hoofd. Ik open mijn ogen weer en vind Harry de deur dichtdoen.

Hij draait zijn lichaam bij en richt zijn ogen op de mijne. Die mooie bruine chocoladeogen, met de kleine vonkjes... Zijn lippen bewegen, maar mijn hersenen laten het geluid niet binnen. Het is alsof alles is gaan stoppen met werken door de mooie ogen van die jongen.

Hij komt naar me toegelopen en neemt plaats op de stoel waar Onno eerder heeft gezeten. Hij pakt mijn hand vast en maakt kleine rondjes op de rug van mijn hand met zijn duim. "Gaat het weer?"

"Ja," zeg ik.

Ik ga iets rechter op zitten en leun iets naar voren met mijn hoofd. Onze voorhoofden raken elkaar nu aan en ik kan zijn adem voelen op mijn huid. "Ik heb je zo gemist," biecht hij op.

Zachtjes voel ik zijn lippen op de mijne. Betekend dit dat alles weer terug gaat naar normaal?

Hi! Ik leef nog! Sorry dat het zo lang duurde... Jullie zijn vast allemaal al gestopt met lezen. :(

Omdat het zo lang duurde: een Harry en April moment!

Pff, school maakt me kapot!

All BLACKWhere stories live. Discover now