III. Transport

304 32 2
                                    

Het is de derde dag dat ik in deze cel zit. Ik moet je eerlijk zeggen dat het niet goed met mij gaat. Het voedsel wat ze mij aanbieden is vaak koud of er lopen beestjes van af. Ik heb nog geen hap door mijn keel kregen sinds het moment dat ik ben aangekomen in deze cel. In het vliegtuig zelf heb ik ook niets gegeten, en ruim vier dagen niet eten hakt er flink in bij mij.

Frisse lucht heb ik al helemaal niet gekregen. De enige geur die om mij heen hangt is dat van mijn eigen zweet, en de vieze muffe geur die in deze cel hangt. Ik slaap slecht, want het matras in mijn cel is zo dun dat het voelt alsof ik direct op de betonnen vloer lig.

Als hier een spiegel zou staan zou ik mijzelf niet eens durven aankijken. Ik voel me vies en het is ontzettend warm en benauwd in dit hok, wat niet groter is dan 3 bij 3 meter. Ik zweet veel en drink niet. Ik voel mij loom en vermoeid. Laat dit alsjeblieft snel tot een einde komen.

Ik heb heel weinig contact met de bewoners van de andere 9 cellen. In de cel tegenover de mijne zit een oude man. Hij zei, in gebrekkig Engels, dat hij er al jaren zit. Deze afdeling is er een waar mensen vanuit op transport worden gezet. Hij heeft al vele mensen zien komen en gaan, wel 50 sinds hij hier zit. Waar mensen naartoe worden getransporteerd kon hij mij niet vertellen. Maar ik twijfel of ik hem wel moet geloven.

De afdeling is zwaar bewaakt, er komt niemand, en naar wat ik merk staan er telkens twee bewakers bij de deur. Je zult hier maar de hele dag moeten werken. Het is er vaak stil, niemand zegt wat behalve de man tegenover mij. Ik zeg ook niets, want ik heb geen idee wat er gebeurt als ik dat wel zou doen.

Als het nou echt zo is dat je vanaf hier wordt getransporteerd, dan hoop ik dat ik weer terug naar Engeland wordt gestuurd. Ik zit liever daar in een cel weg te rotten dan hier, in zo'n vies knal oranje pak in een vieze stink cel.

Je gaat je ook snel alleen voelen. De dagen duren lang, want je hebt niets te doen. Je hebt niemand om tegen te praten. Uit het niets gaat de grote deur in de hal open. "Open cell 9 and 10!" schreeuwt een man met een zware stem. Er verschijnt ineens een bewaker bij mijn cel. Een zoemer gaat en de man draait met een sleutel het slot om. "Parker?" vraagt de man. "Yes" zeg ik schoor. "Come" zegt hij.

Ik sta op en hij loopt naar mij toe. "Hands" zegt hij. De man kijkt niet zo nors en boos als zijn collega's, ik heb hem ook nog niet gezien hier. Ik steek mijn handen uit en hij slaat handboeien om mijn polsen heen. Toch zegt mijn gevoel dat hier iets niet helemaal klopt. Ik ga helemaal niet naar Engeland. Misschien zijn dit wel de laatste minuten van mijn leven.

Ik begin sneller te ademen en begin licht in paniek te raken. Angstig kijk ik de man aan. "Am I going home?" vraag ik de man. "No" zegt hij verbaasd. "Will I die?" fluister ik. "Don't worry boy, you are safer where we bring you" zegt hij, met een bijna geruststellende toon. "Follow me please" zegt hij.

Hij pakt mijn arm vast en begeleid mij mijn cel uit. Mijn blote voeten komen in contact met het beton in de hal, wat nog duizenden malen kouder lijkt dan de betonnen vloer in mijn cel. Voor mij zie ik hoe een jongen uit Cel 9 met een papieren zak over zijn hoofd door twee mannen de cel uitgedragen wordt. Hij verzet zich fel tegen de mannen.

De man die mij begeleid trekt voorzichtig aan mijn arm om mij achter hem aan te laten lopen. Voor het eerst sinds dagen kom ik weer in contact met licht wat feller is dan dat ene straaltje zon wat in mijn cel viel. De jongen wordt door een knalrode deur getild waar met een zwarte sticker een X op geplakt is. "Nein! Bitte nicht!" schreeuwt de jongen. Angstig kijk ik die richting op.

"Don't worry, come with me please Parker" zegt de man. Hij loopt verder vooruit en gedwongen loop ik achter hem aan. We lopen voorbij de ruimte waar ik mijn kleding uit heb moeten trekken voor de twee bewakers een paar dagen geleden. De man komt aan bij een balie. Hij overlegd wat met de man die aan de andere kant van de balie zit, in een taal die ik niet begrijp.

Na een tijd zoeken door een stapel met vuilniszakken geeft de man uiteindelijk een vuilniszak aan de man die mij begeleid. Ik heb een vermoeden dat mijn kleding van een paar dagen terug daar in zit. We lopen weer vooruit. De man begeleid mij door een zwaar bewaakte sluis, en uiteindelijk komen we aan bij een vervoersbusje.

De schuifdeur wordt geopend door de man en hij gooit eerst de zak erin. Binnenin is het verlicht en zie ik een rij met stoelen staan. Het zijn niet de meest comfortabel uitziende stoelen, maar het idee van normaal kunnen zitten brengt al wat lichte blijdschap.

"Hands again Parker" zegt de man. In de frisse buitenlucht, terwijl de zon onder gaat, wordt ik weer verlost van mijn handboeien. "Sit down and buckle up your seatbelt. If you make any noise I need to apply handcufs on you again, do you understand?" vraagt hij. Ik knik.

Ik stap het busje in en ga op de voorste stoel zitten. Ik doe mijn gordel om. Ik voel mijn benen voor het eerst sinds dagen ontspannen op het gevoel van de plastic stoel. De man die mij heeft begeleid stapt aan de bestuurderskant in en start het busje. Dit busje is een heel stuk kleiner dan het busje waarmee ik hier aan kwam. Het bevat minder stoelen en minder ruimte.

Uit het raampje naast mij kan ik deze keer wel naar buiten kijken. Pas nu valt het mij op dat de gevangenis bijna centraal in de stad ligt. Tenminste zo lijkt het, want om mij heen zie ik een hoop wolkenkrabbers. Voor een lange tijd staar ik uit het raam en bewonder ik de mooie stad Dubai.

Ik begin te bedenken waar ik misschien naar toe zou gaan nu. Ik hoop dat hij mij af zet op het vliegveld. Dat waar ik ook naar toe ga, ik even een moment kan nemen om mijn ouders te bellen en zeggen dat ik okay ben. Ik zou ze beloven al mijn vrienden laten vallen want zij hebben mij in deze hell gebracht. Ik ben het zat om elke keer weer door hun in de problemen te komen.

Dan herinner ik mij dat ik slechts een klein, niets zeggend schooldiploma heb gehaald. Waar zou ik dan moeten gaan werken, heb ik überhaupt een toekomst? Dan wordt ik uit mijn gedachtes gerukt door een dicht slaande deur. Ik kijk vooruit en zie door het raampje geen bestuurder meer zitten.

Ik kijk nog een keer goed uit het raam en zie dat we helemaal niet meer in de buurt zijn van de mooie wolkenkrabbers. Mijn zicht heeft plaats gemaakt voor water. Heel veel water. Ik kijk de andere kant op en zie daar ook niets anders dan water. Dan kijk ik vooruit. Met moeite kan ik door het kleine geblindeerde tussen raam, door de voorruit kijken. Ik zie dat we op een soort schip staan. Er staan meerdere auto's op.

Ik zucht. Ik voel mij radeloos, en heb geen idee wat ze met mij gaan doen. Ik leg mijn hoofd tegen het raampje en sluit mijn ogen. Langzaam wordt mijn lichaam zwaarder en wordt het lastiger om te blijven denken. Je hoeft niet te denken Michael, je hebt rust nodig bedenk ik mij.

Ik laat het gebeuren, en val in het busje in slaap.

Ik schrik wakker van een hard geluid van een openschuivende deur. Ik open mijn ogen direct en zie twee mannen voor mij staan. Een van de twee mannen roept iets naar de man die het busje bestuurde, en staat plots ook in het busje. Ze praten in een taal die ik weer niet kan verstaan.

Plots wordt ik aan beide armen opgetild door beide heren. Ik probeer oogcontact te zoeken met de man die mij begeleide maar hij zit te ver buiten mijn zicht. Het enige wat ik kan zien is de vloer. Verhard zand is het enige wat ik kan zien. Het is verder donker, ik denk dat de zon net onder is.

Ik hoor een sleutelbos. Het geluid van een piepende metalen deur vult mijn oren. Ik wordt neergezet en voor ik het besef wordt ik naar binnen geduwd. De deur sluit achter mij en ik draai mij snel om. De mannen lopen weg en ik blijf weer alleen achter in een cel.

Deze cel is groter dan de cel waar ik eerder in zat. Er staat een bed, met een matje erin. Geen matras, maar een dun matje. Ik lig tenminste niet op de vloer bedenk ik mij. Er hangt een kleine, vieze wasbak aan een van de muren. De grond is bedekt met een dikke laag hard zand. Ik kijk naar de voorkant van mijn cel. De muur waar de deur aan zit bestaat net als de deur uit ijzeren staven.

Door de staven heen kan ik zien dat de cel buiten staat en dat er naast mij nog meer cellen staan. Een windvlaag blaast wat zand in mijn ogen wat ik met moeite weg kan knipperen.

Ik staar naar het bed en besluit daar in te gaan liggen. Het ligt niet comfortabel, maar het is iets. En morgen zien we wel verder.

PrinceWhere stories live. Discover now