VII. Fear

274 31 1
                                    

Ik wordt huilend wakker in mijn cel. Ik ben de hele dag op mijn bed blijven liggen en af en toe in slaap gevallen. Ik wil de andere gevangenen niet onder ogen zien. Ze weten vast wel wat er in de nacht met mij gaat gebeuren.

Ik veeg mijn tranen weg op het moment dat ik stemmen op het plein hoor. "Parker? Die zit in deze cel" hoor ik iemand zeggen. Een zware andere stem zegt daarop "Dat weet je zeker?" "Ja meneer." "Open de cel" zegt de zware stem. Ik draai mij om op mijn matras en kom voorzichtig een beetje omhoog.

Ik hoor sleutels tegen het ijzeren hek aan slaan en mijn cel wordt geopend. Een fel wit licht schijnt direct in mijn gezicht. "Michael Parker?" vraagt de man met de zware stem. "Ja" zeg ik voorzichtig en zacht. "Je komt met mij mee" zegt hij.

"Wat gaat u met mij doen?" vraag ik onzeker en met tranen in mijn ogen. "Nu is niet de tijd om vragen te stellen, als je meewerkt gebeurt er niets" zegt de man met de zware stem, die inmiddels mijn cel is in gestapt. De man die de cel opende blijft met de zaklamp bij de deur staan. In het silhouet van het licht van de zaklamp lijkt de man die zojuist mijn cel is binnengestapt enorm lang en breed gespierd.

Ik besluit op te staan, maar val door de zwakte van mijn hele lichaam bijna gelijk weer achterover als een duizeling mijn hoofd in schiet. "Ho, pas op" zegt de man, terwijl hij een hand op mijn rug legt om mij tegen te houden, net niet op een plek waar de striemen zich bevinden. "Michael, ik wil je handen zien. Ik ga je boeien en blinderen." zegt de man. Ik knik en kijk hem aan.

Het licht valt net zo dat ik zijn gezicht niet goed kan bekijken. Ik ben het zat altijd maar stemmen te horen en geen gezichten te kunnen zien. Wie weet kijk ik mijn martelaars elke dag wel in de ogen aan. Ik steek met tegenzin mijn handen voor mij uit, en al gauw wordt een stuk koud metaal om mijn polsen gedrukt.

Dan grijpt de man in zijn achterzak. Hij grijpt nog een keer. "Verdomme" gromt hij. "Dan niet" vervolgt hij. Hij tilt mij op, weer op zo'n frustrerende manier dat ik niets kan zien. Ik wordt over zijn schouder gelegd en het enige wat ik kan zien is zijn brede schouderblad die strak om zijn shirt zit en de grond.

Verder zie ik niets. Flashbacks naar de vorige nacht vullen plots mijn hoofd en ik merk dat de grote angst om weer gemarteld te worden weer aanwezig is. "Zet me neer." grom ik naar de man die mij vast heeft. "Parker niet tegenwerken" "Niet weer alsjeblieft, niet weer, zet me neer ik kan dit niet meer" zeg ik, terwijl de tranen over mijn gezicht lopen. "Parker, rustig blijven". "Nee! Niet weer!" "Parker!" roept de man boos. Zijn stem galmt over het plein heen.

Dat vieze, vernederde gevoel neemt mijn gedachtes weer over. Ik besluit mij rustig te houden, maar in mijn hoofd maalt de molen van negatieve gedachtes op volle toeren. De man begint een stukje met mij te lopen. Zijn greep is pijnlijk, hij houdt mij net op mijn striemen vast.

Ik hoor dat een deur wordt geopend, en de zandachtige ondergrond maakt plaats voor een vloer van beton. De man loopt nog een stukje door met mij, en uiteindelijk zie ik in mijn ooghoeken dat we weer een deur doorlopen. "Halt!" roept iemand. Ik hoor schoenen mijn kant opkomen. "Wat heeft dit te betekenen?" vraagt de persoon.

"Moment" zegt de man die mij vast heeft. "Ik ga je neer zetten Parker, ik wil dat je naar de grond blijft kijken, begrepen?" "Ja" zeg ik zacht. Ik wordt neergezet en zie nog maar net voordat ik mijn hoofd naar beneden draai dat er een man voor ons staat met een duur ogend pak aan. Ik denk hem te herkennen als een van de mannen op het binnenplein een paar dagen terug.

"Wat heeft dit te betekenen?" vraagt de man nogmaals. "Ik heb een bevel van de Prins" zegt de man naast mij. "Bewijs het, hij gaat mijn deur niet uit voor ik het met eigen ogen heb gezien" hoor ik de man in het pak zeggen. Ik hoor een papier ritselen.

PrinceWhere stories live. Discover now