IX. Oppertunity

283 32 4
                                    

"Amir kan jij Michael naar de bibliotheek brengen" hoor de jongen zeggen die blijkbaar de Prins is hier. "Natuurlijk Prins." zegt de man die mij de afgelopen nacht uit de gevangenis heeft gehaald en hiernaartoe gebracht.

Ik sta op en draai mij om. De man houdt de deur open. Hij blijkt dus Amir te heten. De naam past wel bij zijn Arabische uiterlijk. Hij glimlacht vriendelijk. Ik loop de deur door, nog steeds in dit verschrikkelijke oranje pak. Mijn polsen jeuken van de striemen die de handboeien hebben achtergelaten. Hij heeft ze iets te strak gedaan naar mijn mening.

Gelukkig deed hij ze af voordat ik naar binnen mocht bij die zogenaamde Prins. Ik voel de grote hand van Amir op mijn schouder en weer wordt ik naar voren geduwd. Ik werk maar mee, ik heb geen idee wat die Prins anders met mij zou kunnen doen.

We lopen een lange gang door. De muren zijn gebroken wit geschilderd. De vloer is van ijskoud marmer. Het zachte tapijt in de kamer van de Prins voelde voor even erg lekker en warm. Het maakt het contrast naar het marmer verschrikkelijk.

We lopen twee deuren langs van donkerbruin hout, en lopen daarna door een andere deur die bij een T-splitsing terecht komt. We slaan rechts af en komen in een enorme hal waar ik net ook doorheen ben gekomen. Het lijkt veel mooier nu de zon echt op is. De zachte, rode loper voelt fijn onder mijn voeten. Ik kijk mijn ogen uit van verbazing.

"Halt! De koning!" wordt er geroepen. Amir trekt mij naar de zijkant van een rode loper waar we op staan. Een forse, kale man van rond de vijftig jaar komt de deur aan de overkant uit lopen, hij loopt gehaast en is overduidelijk boos. Voor een moment kruisen mijn ogen met die van hem.

Net voordat hij mij voorbij loopt roept hij met een intimiderende toon naar mij en Amir "Het is een enorme fout dat dit tuig in mijn paleis rond loopt". Hij kijkt mij nog een keer fel aan en loopt dan harder door. Hij slaat met de deur op het moment dat hij linksaf is geslagen, richting de kamer waar ik net was.

"Kom, doorlopen" zegt Amir zacht, hij plaatst zijn hand weer op mijn schouderblad. We lopen een enorme trap op. Ik kijk naar boven en zie tussen het glas in lood een grote portret foto hangen van de man die ons net voorbij liep en naar ons schreeuwde. Ik krijg er rillingen van.

Als dit de man is die in eerste instantie mijn straf zou moeten bepalen, ben ik bang dat ik er niet meer was geweest binnen nu en een maand. Amir duwt een hele grote, zware, houten deur open. Mijn neus vult met de geur van boeken.

Eindelijk laat hij mijn schouder los en kan ik zelfstandig verder lopen. De vloer van de bibliotheek is niet warm. In tegendeel, het is een mooi mozaïek wat op de vloer ligt, maar helaas weer van ijskoud marmer. De bibliotheek zelf is prachtig. De beneden verdieping is gevuld met bureaus.

Er valt veel licht naar binnen door de glazen koepel die op het dak staat. Voor mij, op een paar meter afstand, staat een enorme halfronde wand vol met boeken en trappen die de twee verdiepingen met elkaar verbinden.

Er zit een jongen achter het bureau. Hij staat op en kijkt mij verbaasd aan. "Ga maar naar hem toe, jullie komen er wel uit denk ik" zegt Amir. Ik knik en loop in de richting van de balie waar de jongen achter staan. "Hallo, kan ik u helpen?" vraagt de jongen verbaasd. "Ik, um.." zeg ik, ik merk dat ik het ongemakkelijk vind.

"Ik kom hier werken" zeg ik zacht. "Oh" zegt de jongen verbaasd. Ik neem hem in mij op. Hij heeft een natuurlijk gekleurde huid met sproeten boven zijn wangen. Zijn felgroene ogen doorboren alles in zijn gezicht, ze vallen enorm op en zien er erg bijzonder uit. Hij heeft net als ik donkerblond haar.

Terwijl ik de kleinere jongen bekijk schud zijn hoofd ineens snel opzij. Hij draait hem weer terug. Ik kijk hem verbaasd aan. Weer schiet zijn hoofd een stukje de andere kant op. Hij plaatst zijn hand in zijn nek en masseert het stuk.

PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu