3. Naar het front.

517 11 0
                                    

"Goedemorgen, dames!" Met een hoop lawaai en machtsvertoon wekte Sergeant Evans de slapende mannen van zijn peloton, daarbij gebruik makend van zijn lamp, waarmee hij iedereen, hoogst irritant in het gezicht scheen. Er klonk een hoop ongenoeglijk gevloek. "Iedereen opstaan," brulde Evans. "We hebben vandaag een heerlijke wandeling voor de boeg!" En hoewel de zon nog niet boven de horizon was, was er inmiddels al voldoende licht in de schuur om één en ander te kunnen onderscheiden. Op de tast zocht Lloyd naar zijn zakhorloge. Het gouden exemplaar was een erfstuk van zijn grootvader en Lloyd was er dan ook erg zuinig op. Bij het geringe licht kon hij nog net de wijzers op de wijzerplaat van elkaar onderscheiden. Vier minuten over half vijf. Lloyd hield het klokje tegen zijn oor, zoals zijn grootvader dat vroeger zo vaak bij hem had gedaan toen hij nog een kind was. Hij hoorde het zachte tikken van het zakhorloge. "Verdomme!" vloekte Lloyd in zichzelf. "Bijna een half uur eerder gewekt dan ons toegezegd was." Lloyd voelde zich, na een onrustige nacht met weinig slaap, nog steeds erg moe. Hoe graag had hij dat halve uurtje nog willen slapen. Luid vloekend kwam iedereen langzaam in beweging. In zichzelf grinnikend verliet Evans de schuur en ging naar het volgende slaapvertrek, waar hetzelfde ritueel zich herhaalde. Nadat de manschappen zich gewassen en geschoren hadden, nuttigden ze, in de open lucht, een ontbijt van aangebrande toast met roerei en thee. Nadat het appél was afgenomen, marcheerde Luitenant Murray hun naar het terrein voor de grote schuur, waar Majoor Fitzgerald de vorige dag zijn vurige toespraak had gehouden. Toen het regiment bepakt en gezakt klaar stond voor vertrek, verscheen de Majoor weer ten tonele. "Goede morgen, heren." De majoor bekeek de bleke, slaperige gezichten van de mannen, die voor hem aangetreden stonden. "Ik hoop dat jullie, ondanks het opwindende nieuws van gisteren, vannacht toch nog goed hebben kunnen slapen." begon de majoor. "We vertrekken straks naar een veld hier net buiten Armiens. Dit veld is feitelijk één grote verzamelplaats. Zodra het regiment compleet is, marcheren we naar het plaatsje Albert, dichtbij de frontlinie. Een mars van bijna 35 kilometer. Vanavond zullen we in Albert aankomen en zullen we ingekwartierd worden. Ik wens jullie een goede mars." De majoor vertrok weer en Luitenant Murray liet de mannen, om 06:30 uur exact, afmarcheren.

De tocht naar het verzamelpunt verliep zonder enige problemen. Het was makkelijk marcheren over de weg met kinderkopjes en de stemming zat er, vanaf het begin af aan, goed in. De onafgebroken stroom vrachtauto's die met materiaal voor het komende offensief richting het front reed, haalde hen nu onophoudelijk in. Iedereen was, ondanks het feit dat ze snel weer aan het front zouden zijn, in een opperbest humeur. Er werden zelfs verschillende schunnige liederen ingezet. Niet alleen om de mars te vergemakkelijken, maar ook om de positieve stemming van de manschappen te onderstrepen. Het betoog van Fitzgerald had duidelijk zijn uitwerking niet gemist en bijna iedereen was overtuigd van een goede afloop. Lloyd keek om zich heen en zag tot zijn spijt dat hij enkel door nieuwelingen was omringd. Links van hem liep een knaap van bijna twee meter lang. De man had het postuur van een beroepsbokser en een bulderende zangstem. Lloyd voelde zich nietig naast de man. Ondanks zijn grootte had de nieuweling vriendelijke ogen en toen Lloyd hem bewonderend aankeek, lachte de man hem toe. "Horace Smith," stelde de reus zich aan Lloyd voor, terwijl hij zijn hand toestak. Lloyd gaf de man een hand en voelde een stevige handdruk. "Ik kom uit Croydon, Zuid-Londen. Geboren en getogen." Lloyd stelde zich eveneens voor en de twee mannen raakte al snel met elkaar in een vriendelijk gesprek. "Wat denk je, zou dat offensief inderdaad zo makkelijk gaan als de Majoor gisteren zei?" Lloyd haalde zijn schouders op. "Ik weet het niet. Ik hoop maar dat die artilleriebarrage het werk voor ons zal doen. En dat ie het goed doet. Ik heb eerlijk gezegd weinig zin om te moeten knokken." Horace bekeek hem een moment inschattend, alsof hij zou denken dat Lloyd laf was. Loyd voelde de blik van Horace steken, waardoor hij zich ongemakkelijk voelde. "Niet dat ik niet zou durven," zei Lloyd snel, alsof hij de gedachten van de reus naast hem kon lezen. "Het is alleen dat ik, tijdens het wachten, vooraf aan een aanval, altijd zo gespannen ben." Horace lachtte begrijpend. "Het lijkt me vreselijk te moeten beseffen dat je er over een kwartier misschien niet meer bent." "Maar dat is het probleem niet," zei Lloyd serieus. "Ik ben niet bang om dood te gaan. De gedachte daaraan zet ik tot vlak voordat we 'over the top' gaan uit mijn hoofd. Nee Horace, mijn grootste angst is dat ik, tijdens een aanval, verstijf en de moed niet meer kan opbrengen om door te gaan. Daardoor zou ik mijn plicht niet meer kunnen uitvoeren voor Koning en Vaderland, wordt ik als laf bestempeld en, het ergst van alles, laat ik mijn kameraden in de steek, die ook hun levens voor mij wagen." Dit gesprek gaf Horace blijkbaar stof tot nadenken, want hij sprak vijf minuten lang geen woord meer en leek in gepeins verzonken. "Zou ik het kunnen?" vroeg de man uit Croydon opeens. Lloyd keek naar de man op. "Wat bedoel je?" "Nou, 'over the top' gaan zonder een zenuwinzinking te krijgen." Lloyd verbaasde zich over deze vraag. Horace had hem een onbevreesde kerel geleken. Blijkbaar had hij ook zijn angsten. "Natuurlijk had deze knaap ook zijn angsten," bedacht Lloyd, terwijl hij zichzelf op zijn naïviteit betrapte. "Angst is immers een emotie die ieder mens kent, ongeacht zijn ras, nationaliteit of postuur." "Ik weet 't niet, Horace." beantwoordde Lloyd Horace's vraag. "Je zult jezelf mentaal voor dat moment moeten voorbereiden. Ieder doet dat op zijn eigen manier. Ik kan je daarbij niet helpen." De mars vorderde snel en het duurde dan ook niet lang voordat ze aan de rand van Amiens, op de verzamelplaats aankwamen. Luitenant Murry liet iedereen aantreden. "Mannen, hier zullen we op de andere pelotons wachten, tot we compleet zijn. Daarna gaan we als 1e compagnie verder naar Albert. Tot die tijd is er de mogelijkheid tot wat ontspanning. Ingerukt!"

Lloyd pakte zijn schrijfgerei en begon een brief naar zijn ouders te schrijven. Anderen gebruikten de tijd om nog wat slaap in te halen die ze de afgelopen nacht tekort waren gekomen. Iedereen was op zijn eigen manier bezig om zijn vrije tijd zo nuttig mogelijk te besteden. Pat en Timothy lagen op hun rug in het hoge gras te luieren, toen er, boven hen op grote hoogte in de lucht, een Duits vliegtuig verscheen. Twee Britse jagers, die in de achtervolging waren, probeerde dichterbij het Duitse toestel te komen. Onverwachts kwam er een derde Geallieerd toestel, een Franse Nieuport 12, vanuit de flank op de Duitser afgesneld. Hier had de Duitser geen rekening mee gehouden. Terwijl de Fransman het vuur op de Duitser opende, dook deze instinctief schuin naar beneden. Het Duitse Fokker toestel had de kogelregen weten te ontwijken, maar deze manouvre gaf de twee overige Britse jagers de gelegenheid om snel dichterbij te komen. Er ontstond een spectaculair kat en muis spel, waarbij de Duitser steeds weer, zij het met enig geluk, de Geallieerde aanvallen wist af te slaan. Het ronken van de vliegtuigmotoren en het vuren van de mitrailleurs was de mannen op de grond niet ontgaan. Vol spanning volgden zij het luchtgevecht, waarbij de Geallieerde jagers luid werden aangemoedigd. Ook Lloyd keek nu op van zijn schrijfwerk en volgde in spanning het luchtgevecht, dat zich boven zijn hoofd afspeelde. De drie jagers cirkelden nu, als hongerige wolven, om de Duitser heen, die wanhopig het vuur op één van de Britse jagers opende, terwijl hij zelf wanhopig wegdook voor een salvo van een ander Brits vliegtuig. Uiteindelijk was de overmacht te groot en terwijl de Duitser, met de moed der wanhoop, nog een poging ondernam om met zijn Fokker, met een grote looping, te ontwijken, werd deze manoevre halverwege bruut afgebroken door het mitrailleurvuur van de Franse Nieuport, die de Duitse piloot kort daarvoor uit het oog was verloren. De Fransman spoot een lading heet lood uit. De Duitse piloot werd op slag uiteen gereten en het toestel kwam uit zijn stijgende lijn in de lucht stil te hangen en tuimelde na enige seconden tollend naar beneden. Deze macabere dans van de dood, werd door de manschappen op de grond met luid gejuich en gefluit gewaardeerd. Het toestel kwam achter een rij bomen, uit het zicht van de mannen, neer. De mannen vervolgden hun werkzaamheden van luieren, lezen, slapen en voetballen.

Na twee uren waren alle pelotons aanwezig en werd de mars naar Albert voorgezet. Van een echte mars was al snel geen sprake meer, want de weg naar Albert was door het vele vrachtverkeer en vervoer van de vele artilleriestukken, stuk gereden. Marcheren veranderde al snel in wandelen, en wandelen werd, op sommige slechte gedeelten, zelfs slenteren. Hoewel het tempo enorm daalde, bleef de stemming er goed in zitten. Ondanks de slechte toestand van de weg, ging de grote stroom vrachtwagens naar het front, onverminderd door, maar er waren nu ook vele vrachtwagens die met kreunende, kermende gewonden in de richting van Armiens gingen. Het vuren van de artillerie klonk nu ineens een stuk luider en dreigender. Lloyd keek naar Horace, die inmiddels lijkbleek was geworden. De angst zat er bij deze reus dus duidelijk in. Lloyd probeerde hem gerust te stellen. "Geloof me, je went er wel aan. Zowel aan de gewonden als aan het artillerievuur." Horace zei niets terug, maar staarde Lloyd met grote ogen aan. Toen het inmiddels donker was geworden, liet Luitenant Murray de mannen aan de kant van de weg halt houden en aantreden. "Mannen...," begon de Luitenant, " ...vanaf nu bevinden we ons binnen het schootsbereik van de Duitse artillerie. Ik verwacht van de ervaren mannen dat jullie de nieuwelingen nog maar eens duidelijk maken hoe te reageren bij een beschieting en vooral waar ze op moeten letten. Vanaf deze plaats zullen we met vrachtwagens naar Albert vervoerd worden. Daar zullen we de nacht doorbrengen in één van de dorpskerkjes." Na een half uur kwam er een colonne vrachtwagens vanuit tegengestelde richting aanrijden met gedoofde lichten. "Heren!, bulderde Sergeant Evans, "Onze taxi's zijn gearriveerd." De mannen klommen in de laadbakken en al snel was de colonne op weg naar Albert. Na een hobbelige rit in het duister kwam de colonne in Abert aan. Het dorp was gereduceerd tot een grote hoop puin en toen ze bij de kerk aankwamen, bleek een groot deel van het dak, als gevolg van een mortierinslag, ingestort te zijn. Lloyd en zijn kameraden waren te vermoeid om zich er druk over te maken. Na het avondappel, zocht Lloyd een beschut plekje op. "Weer terug aan het front," dacht hij gespannen, "ik hoop maar dat de Moffen ons vannacht met rust laten." En voor de tweede achtereenvolgende nacht , viel Lloyd in een onrustige slaap.

...en de engel sprak Duits.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu