20. "Feldlazarett .92"

315 7 0
                                    

Herbert Müller was, voordat de oorlog in 1914 begon, al een gerespecteerd chirurg. Jarenlang had hij in het St. Joseph ziekenhuis in Berlijn gewerkt, en had zich, toen de eerste gevechten in augustus 1914 uitbraken, meteen als vrijwilliger aangemeld. Dat was nu bijna twee jaar geleden. In die tijd was er veel veranderd. Aanvankelijk had hij alle operaties in een ziekenhuis in Luik uit kunnen voeren, maar nadat de Duitse opmars verder ging, kwamen ze te ver achter het front te liggen. De lijnen van het front naar het ziekenhuis werden te lang, zodat Herbert Müller en zijn team genoodzaakt waren om alle instrumenten en apparatuur in te pakken en uit Luik te vertrekken. Uiteindelijk was hij, na een paar omzwervingen, hier in Feldlazarett 92, veilig achter het Sommefront beland. Het Feldlazarett was gehuisvest in een oude abdij, waarvan een deel van de westvleugel, na hevige beschietingen in 1914, was ingestort. Onder de monniken, die destijds in de abdij woonden, waren daarbij veel slachtoffers gevallen. Haastig werd er, door de abt, na overleg met het bisdom, besloten om de abdij als verloren te beschouwen en de monniken te evacueren. Feldlazarett 92 had niet de moderne faciliteiten, die het St Joseph ziekenhuis had, maar voor een hospitaal aan het front, was het zeker niet slecht te noemen. De oude abdij telde twee verdiepingen, die met een grote trap, die zich in het midden van de grote aankomsthal bevond, bereikbaar waren. Er waren voldoende zalen om gewonden in onder te brengen. Er waren drie grotere ruimten, die allen ingericht waren als operatiezalen. Het probleem was echter, dat er veel te weinig operatieteams beschikbaar waren, zodat het regelmatig voor kwam dat dokter Müller werkdagen van soms wel 20 uur maakte. De eerste dagen van het Britse artilleriebombardement, hadden het uiterste van het medisch personeel gevraagd. Ambulances reden af en aan en al snel kwam het moment dat alle bedden in de zalen vol lagen met gewonden. Mannen die herstellende waren van een operatie, maar ook soldaten die op een ingreep lagen te wachten. Het tekort aan chirurgen had tot gevolg, dat velen aan hun verwondingen bezweken, die ze, indien ze direct behandeld zouden zijn, overleefd zouden hebben. De overledenen werden, om zo snel mogelijk een bed vrij te maken, direct naar een bijgebouw aan de achterkant van de abdij gebracht, dat als een provisorisch mortuarium was ingericht. Toen ook het mortuarium vol lag, werden de doden op het veldje naast het bijgebouw gelegd. Door hun vreselijk stinkende wonden, en de hoge, zomerse temperaturen, verschenen er al snel grote zwermen vliegen, die de lijken in soms enkele uren bedekten. De dagen van regen, die er tenslotte op volgden, maakte het er allemaal niet beter op. Hospitaalbroeders en verpleegsters kregen er een nieuwe, mentaal loodzware taak bij: het begraven van de doden in de grote achtertuin van de abdij. Menig verpleegster huilde zichzelf 's avonds in slaap. Er leek die week maar geen einde aan de stroom gewonden te komen. Toen ook de gangen en hallen vol met gewonden lagen, kon het medisch personeel niets anders doen, dan de kermende gewonden, in haastig opgezette tenten, in de tuin van de abdij te leggen. Dokter Müller en zijn collega's hadden dagen achtereen onophoudelijk operaties uitgevoerd. Dit was een nieuw soort oorlog, waarin wapens werden ingezet die nog nooit eerder gebruikt waren. De Britse artillerie zorgde voor de meest vreselijke wonden. Afgerukte armen en benen waren veel voorkomend. Zelfs als deze ledematen alleen maar verwond waren, ging dat vaak met ontstekingen of "gangreen" gepaard, waardoor een arm of been meestal alsnog, vaak soms zonder verdoving, moest worden afgezet. Artilleriegranaten veroorzaakten altijd kartelige wondranden, waardoor het hechten van een wond erg moeilijk werd. Het meest triest vond dokter Müller de verwondingen in het gezicht. Complete kaken werden afgerukt en gezichten werden soms zo onherkenbaar verminkt, dat de slachtoffers de rest van hun miserabele leven, nooit meer in een spiegel konden kijken. Velen van hen werden alcoholist, vereenzaamden, werden depressief of pleegden zelfmoord, terwijl anderen het "geluk" hadden, dat er een passend gezichtsmasker voor hen gemaakt kon worden.

Lloyd werd voorzichtig op de operatietafel gelegd. Liesl knipte de kleding rond zijn buikwond weg en begon hem meteen in die streek te wassen. Het was onbegonnen werk. Zo gauw ze de wond gewassen had, gutste er alweer een nieuwe bloedgolf naar buiten. Toch gaf ze de moed niet op. Ze duwde met veel kracht een schoon compres op de wond, om het bloeden enigszins te stelpen. Dokter Müller knikte goedkeurend naar de blonde verpleegster, die alleen maar oog had voor Lloyd's hevig bloedende buikwond. Liesl haalde het, met bloed doordrenkte compres, van de wond en wierp deze in een speciaal daarvoor bestemde zinken emmer. Meteen nam ze een volgend compres en ook deze drukte ze weer stevig op de wond. De buikwond bleef nu onophoudelijk bloeden. Liesl voelde hoe een traan over haar wang zich een weg naar haar hals zocht. Ze voelde zich machteloos en bovenal verdrietig. Liesl had enorm veel medelijden met Lloyd en was bang dat de jonge soldaat, onder haar handen, zou bezwijken. Ondertussen was dokter Müller druk bezig met de voorbereidingen voor de operatie. Hij had niet veel hoop. Als de Britse korporaal aan zijn lever gewond was, en daar leek het sterk op, zou de inwendige schade waarschijnlijk enorm en absoluut onherstelbaar zijn. Lloyd verloor heel snel, veel bloed. Dokter Müller wist dat hij zou moeten opschieten. "Verdomme!" vloekte hij inwendig, " waar blijft Max nou?" Max Schmidt was een collega van Herbert Müller en was eveneens chirurg. Samen hadden ze al heel wat soldaten onder het mes gehad en hen het leven gered van een gewisse dood. Ze hadden afgesproken dat diegene die de patiënt als eerste onderzocht, deze, in principe, zou opereren. Müller en Schmidt waren een geweldig team, die elkaar , zonder al te veel te hoeven zeggen, meestal meteen begrepen. De deur van de operatiekamer ging open en hoopvol keek dokter Müller op. Hij had verwacht dat Max de kamer zou binnenlopen, maar in plaats daarvan kwam zuster Maria binnen. Maria Weiß was de uiterst ervaren hoofdverpleegster van Feldlazarett 92. Ze was streng voor haar zusters, maar tegelijkertijd rechtvaardig en had altijd een luisterend oor voor iedereen die daar behoefte aan had. Er waren dan ook een heleboel verpleegsters die Maria, huilend aan haar borst had gehad, op de momenten dat zo'n zuster het even niet meer zag zitten en er, mentaal, helemaal doorheen zat. "Maria!" riep dokter Müller geërgerd. "Weet jij misschien waar dokter Schmidt uithangt? Ik heb 'm hier direct nodig!" Maria haalde haar schouders op. "Hij was een uur geleden nog met een patiënt bezig in de operatiekamer hiernaast." "Verdomme!" vloekte dokter Müller weer, maar nu zo luid, dat de beide verpleegsters het hoorden. "Verdomme, ik heb 'm hier nodig!" De chirurg wendde zich tot Liesl. "Ga jij dokter Schmidt zoeken, Liesl. Zeg 'm dat ik 'm met grote spoed hier verwacht. In de tussentijd begin ik vast aan deze arme jongen. Zuster Weiß zal me moeten assisteren." Maria keek verrast op. "Maar ik heb geen enkele chirurgische ervaring," riep ze geschrokken, "ik weet niet wat ik moet doen!" Müller probeerde de hoofdzuster te kalmeren. "Vooral rustig blijven, Maria," zei dokter Müller op kalme toon, "ik zal je er wel doorheen helpen."

"Dokter Schmidt! Dokter Schmidt! " riep Liesl, terwijl ze hard door de gangen van de abdij holde en iedere kamer binnen ging. Haar voetstappen weerkaatsten door de gangen van de abdij. De chirurg was nergens te vinden. Liesl maakte zich ongerust. Ze had het gevoel dat het leven van Lloyd van haar afhing. Dat hij zou sterven als zij dokter Schmidt niet op tijd zou vinden. "Onzin," zei een stemmetje in haar binnenste, "heb wat meer vertrouwen in dokter Müller. Die heeft vaker met dit soort situaties te maken gehad." Hoewel dat stemmetje heel redelijk klonk, maakte Liesl zich toch zorgen om Lloyd. "Wat is er toch met me?" vroeg ze zichzelf af. "Hij is een doodgewone, gewonde soldaat. Net als ieder ander, die hier dagelijks worden binnen gebracht." Liesl weigerde naar dat stemmetje te luisteren. Lloyd was anders. Vanaf het moment dat hij, meer dood dan levend, uit de ambulance werd getild, voelde ze een vreemde genegenheid voor die Britse soldaat. Een soort genegenheid die ze nog nooit eerder bij een andere soldaat had gevoeld, die gewond binnen werd gebracht. Liesl zette de gedachten aan Lloyd opzij en dwong zichzelf haar hoofd erbij te houden. Ze moest, kostte wat kost, dokter Schmidt vinden. Luid roepend holde Liesl verder de abdij door. Uiteindelijk vond ze de chirurg. Hij zat buiten bij de ingang, op zijn gemak, met een patiënt een sigaret te roken, terwijl ze samen druk over voetbal discussieerden. Een golf van opluchting trok door Liesl heen. Dokter Schmidt keek verwonderd op naar de verpleegster die hem, volledig buiten adem, probeerde te vertellen, dat ie direct naar de operatiekamer moest komen. De chirurg sprong op, schoot zijn sigaret tussen zijn duim en wijsvinger weg, terwijl hij naar Liesl riep: "Nou, kom op, Zuster! Waar wachten we nog op?" Nog voordat Liesl iets kon zeggen, was de chirurg al hollend op weg naar de operatiekamer.

Max Schmidt stormde, direct op de voet gevolgd door Liesl, de operatiekamer binnen. "Hoe staan de zaken ervoor, Herbert?" vroeg hij. "Niet best, Max,"antwoordde dokter Müller, zonder van zijn werk op te kijken. "De patiënt is een Britse korporaal, niet stabiel. Drie bloedingen, waarvan één inwendig met veel bloedverlies, twee bloedingen gestopt, bloedtransfusie noodzakelijk. Waarschijnlijk een beschadigde lever of een beschadigde galblaas. Is nog niet duidelijk in verband met de derde bloeding op die plaats. Geen anesthesie mogelijk in verband met teveel bloedverlies. Wel maximaal mogelijke hoeveelheid morfine gegeven. Patiënt is desondanks onrustig, en heeft hoge koorts. Schotwond in rechter schouder, zonder uitgangswond, binnengedrongen kogel is nog niet verwijderd. Verbrijzelde rechterknie..." Dokter Müller somde zijn bevindingen zo zakelijk op, dat het leek alsof hij een boodschappenlijstje opnoemde. Voor Liesl werd het zakelijke en afstandelijke allemaal teveel. Hevig snikkend en in paniek, holde ze de operatiekamer uit. Op de gang ging ze, verdoofd van verdriet, tegen de muur staan en liet zich op de vloer zakken. Liesl trok haar knieën op, verborg haar gezicht erachter en huilde zonder nog te kunnen stoppen.

...en de engel sprak Duits.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu