19. Over leven en overleven.

349 7 3
                                    

"Wat bedoel je met: leg 'm daar maar neer?" Met gebalde vuisten en witheet van woede, stond Karl tegenover de hospik. De medische soldaat in de verbandplaats liet zich echter niet door Karl intimideren. "Precies zoals ik 't zeg Gefreiter," zei de hospik onbewogen, "Deze gewonde is er slecht aan toe. Zo slecht zelfs dat het verspilde tijd en moeite is om hem zelfs maar te onderzoeken, laat staan om hem te behandelen. Die jongen is ten dode opgeschreven en er is niets wat u of ik daar aan kunnen veranderen. U weet dat net zo goed als ik, Gefreiter." De moed zonk Karl in de schoenen. Het had hem veel tijd en inspanning gekost om de Britse soldaat, vanuit het niemandsland naar deze verbandpost te krijgen, en nu dreigde de zwaar gewonde soldaat alsnog onder zijn handen weg te glippen, omdat één of andere hospik niet eens de moeite wilde nemen om zijn wonden eens fatsoenlijk te bekijken. Karl besloot om het nog niet op te geven. "En deze jongens dan?" Karl wees op een aantal Duitse gewonden die nauwelijks nog een teken van leven gaven en er, volgens Karl, veel slechter aan toe waren dan Lloyd. "Ik heb mijn orders, Gefreiter." snauwde de hospik, die helemaal geen zin had in een discussie met Karl, "Mijn opdracht is om soldaten weer op te lappen, zodat ze weer opnieuw ingezet kunnen worden." Karl werd bij deze opmerking nog kwader. "Opnieuw inzetten?" foeterde Karl, "Man, ben je wel goed bij je hoofd? Deze kameraden hebben helemaal geen overlevingskansen." De hospik liet zich echter niet uit het veld slaan. "Kameraden Korporaal, dat zegt u goed. Dit zijn Duitse jongens. Wat u daar zoëven binnen bracht is de vijand." "Vanmorgen was hij de vijand," tierde Karl, "nu niet meer. Nu is hij alleen nog maar een gewonde soldaat die krijgsgevangene is gemaakt. Daardoor heeft hij, volgens de Geneefse conventie, recht op een goede verzorging. Houdt er rekening mee dat je in overtreding bent als je schijt aan zijn rechten hebt, hospik." De hospik leek echter nog steeds onvermurwbaar. "Sorry, Gefreiter," zei hij, "ik moet echter prioriteiten stellen." Karl voelde een onweerstaanbare drang opkomen om de hospik eens genadeloos op zijn gezicht te timmeren. Otto en Erich konden Karl, door hem stevig tussen hen in te klemmen, met veel moeite daarvan weerhouden. "Prioriteiten stellen?" gilde Karl gefrustreerd, terwijl iedereen in de verbandplaats de ogen op de ruziënde mannen had gericht. "Man, het gaat hier helemaal niet over vriend of vijand, ook niet over Duits of Brits. Het gaat hier over leven en dood! Daar zouden jouw prioriteiten moeten liggen! Hoe zal jouw meerdere het vinden wanneer ik hem zou vertellen dat er hier, in deze verbandplaats, mensen onnodig sterven, omdat een incompetente hospik, bewust, de verkeerde prioriteiten stelt?" Karl keek de hospik strak aan en zag hoe een zenuwtrekje rond het oog van de man verscheen. "Goed Gefreiter," zei de hospik op een mildere toon. Karl's dreigement had zijn uitwerking niet gemist. "Ik kan 'm natuurlijk altijd even bekijken, maar verwacht van mij geen wonderen, Gefreiter." Karl's woede ebde langzaam weg. "Dat snap ik hospik," zei Karl, nu op een rustige toon, "en dat verwacht ik ook helemaal niet."

De hospik onderzocht Lloyd in een razendsnel tempo en een kort moment dacht Karl dat de man dat alleen maar deed om snel van hem af te zijn. Een blik op de grote hoeveelheid soldaten die op hun beurt wachtten voor een gelijksoortig onderzoek, deden Karl beseffen waarom alles zo snel ging. Er was gewoonweg te weinig medisch personeel om de grote stroom gewonden te onderzoeken. De hospik keek naar Karl op en schudde zijn hoofd."Sorry, Gefreiter," zei de hospik, "zoals ik al eerder zei, is er weinig hoop voor deze jongen. Zijn knieschijf is verbrijzeld en in zijn schouder is een kogel doorgedrongen. En dat zijn dan nog de minste verwondingen." Karl knikte begrijpend. "De verwonding in zijn buikstreek is zorgwekkender. Daar kan ik hier niets mee. Zelfs in de hoofdverbandplaats, vlak buiten de loopgraven, kan ie niet goed aan z'n buikwond behandeld worden. Die hebben, net als hier niet het juiste personeel en materialen." Karl was teleurgesteld. Hij had gehoopt om, na de moordpartijen van de vorige dag, nog iets goeds te kunnen doen door het leven te redden van deze jonge Britse krijgsgevangene. "Ik zou 'm door kunnen sturen naar een veldhospitaal," ging de hospik verder,"maar het is nog maar de vraag of ie de rit van 12 kilometer in de ambulance zal overleven. Ik vind 't nu eigenlijk al een godswonder dat ie nog leeft." Op dat moment schoot er een nieuwe pijnscheut door Lloyd heen en liet hij een gedempte pijnkreet horen, gevolgd door de zoveelste ijlende verontschuldiging aan zijn ouders."Kun je 'm dan, op zijn minst, iets tegen de pijn geven?" vroeg Karl bezorgd. "Tja, hoewel het voor dit soort patiënten niet de bedoeling is, kan ik 'm een morfine-injectie geven." Even voelde Karl hoe de woede weer in hem oplaaide, maar dit keer wist de Duitse korporaal zich te beheersen."Hoe bedoel je dat? Voor dit soort patiënten? Toch niet omdat ie Brits is?" "Nee, nee, absoluut niet." haastte de hospik zich te zeggen, die bemerkte dat Karl ieder moment weer in woede kon ontsteken."Meestal overleven dit soort patiënten een morfine-injectie niet, maar ik kan de dosis natuurlijk minimaal houden. Kijk Gefreiter," zei de hospik, terwijl hij de injectie klaar maakte,"als ie de morfine zal overleven is dat alleen maar mooi. In het geval dat ie het niet zal overleven, sterft ie een pijnloze en genadige dood. U en ik valt er, in dat laatste geval, niets te verwijten. Wij hebben dan ons best gedaan." Karl knikte begrijpend."Goed," zei hij, na enig aarzelen,"geef 'm die injectie dan maar." De hospik diende Lloyd de injectie toe, die na enkele momenten al ophield met ijlen en dieper in een staat van bewusteloosheid raakte. "Meer kan ik niet doen, Gefreiter. Het is nu helemaal aan die jongen zelf of ie er door komt." zei de hospik terwijl hij naar Lloyd knikte. De hospik riep twee brancardiers, die met een stretcher aan kwamen gesneld."Deze gewonde krijgsgevangenen moet direct, per ambulance, naar het veldhospitaal." beval de hospik. Nadat de brancardiers bevestigend hadden geantwoord, keek de hospik vanuit zijn ooghoeken naar Karl en voegde eraan toe: "Hoogste prioriteit!"

De chauffeur van de ambulance drukte zijn neus tegen de voorruit om de weg voor hem beter te kunnen zien. De onverharde weg zat, door beschietingen en intensief gebruik van vrachtwagens, en ambulances, vol met kuilen en hobbels. De chauffeur moest zijn uiterste best doen om niet te hard door de kuilen te rijden. Bij ieder onverwacht gat in de weg, veerde de ambulance een stukje omhoog. De gewonden, die achterin de ambulance, boven elkaar gestapeld lagen, begonnen dan, van pijn, te jammeren en te kermen, waarop de chauffeur hen een welgemeend excuus maakte. De chauffeur nam wat gas terug en hoopte dat de wagen daardoor wat stabieler zou blijven. Bijna tegelijkertijd besefte hij echter, dat er bij het vervoer van deze gewonden haast geboden was. Er stonden levens op het spel en kon daarom niet rustig aan doen. Met enige tegenzin drukte de chauffeur het gaspedaal weer wat dieper in, waardoor de ambulance weer begon te stuiteren en het gekerm achterin de wagen weer toenam. "Wat een baan, wat hebben we toch een ongelooflijke klotebaan." mopperde de chauffeur tegen zijn bijrijder. Samen hadden ze al vele ritjes van de loopgraven naar het veldhospitaal, en terug, gemaakt. De bijrijder lachte als een boer met kiespijn. Hij wist precies hoe zijn collega achter het stuur zich voelde. Het geweeklaag van de gewonden ging altijd door merg en been. Wanneer een kermende gewonde halverwege de rit ophield met jammeren, ging dat bij de chauffeur, en zijn bijrijder, altijd met gemengde gevoelens gepaard. Enerzijds waren ze blij het gekerm niet meer aan te hoeven horen, anderzijds waren ze bang dat de man, tijdens de rit, was overleden. Lloyd lag achterin de ambulance op de middelste brancard vastgesnoerd. De morfine had zijn werk goed gedaan. Hij was nog steeds buiten bewustzijn en had niets van de rit of zijn omgeving meegekregen. Zo had hij niets gemerkt van de wild verende ambulance of de ondraaglijke stank die de wonden van zijn lotgenoten verspreidden. Hij had zelfs niet bemerkt hoe het bloed uit de wonden van de man boven hem door de canvas brancard droop en zijn kapotte uniform bevlekte. Langzaam kwam de ambulance tot stilstand en piepend werden de twee achterdeuren van de wagen geopend. De patiënten werden uit de ambulance gehaald. Moedeloos moesten de chauffeur en zijn bijrijder vaststellen dat de soldaat op de bovenste brancard, tijdens de rit, aan zijn verwondingen was bezweken. Het drukte, zoals altijd, zwaar op de twee mannen. Het gaf ze, telkens weer, het gevoel dat ze gefaald hadden, maar altijd was daar "Schwester Liesl", een lieftallige, blonde verpleegster die hen steevast meehielp met het uitladen van de ambulance. Iedere keer wist Liesl hen, met een kroes beker koffie, een sigaret en een lieve glimlach, op te beuren wanneer het veldhospitaal voor een gewonde soldaat te ver weg was gebleken. Ook nu stond Liesl hen, samen met een arts, op te wachten. Haar uniform en handen waren met bloed besmeurd en ze zag er dodelijk vermoeid uit. Toch wist ze ook nu weer de beide ambulancebroeders over hun neerslachtigheid heen te tillen. Ernst Weber, de hoofdarts van middelbare leeftijd, bekeek de mannen die uitgeladen werden, om te beoordelen wie er het snelst behandeld moest worden. Hij tilde één van Lloyd's oogleden op en bescheen de pupil met een lamp. Bij het weinige licht, kon Weber duidelijk zien hoe de pupil zich verkleinde. Zijn blik ging van Lloyd's ogen naar zijn besmeurde uniform. "Mein Gott," prevelde de arts ongelovig,"deze jongen leeft nog. Hij moet met spoed onder het mes." Terwijl de ambulancebroeders de brancard van Lloyd al optilden, riep de arts: "Schwester Liesl, kijk eens vlug, of er nog een operatiekamer beschikbaar is!" Het leek even een moment te duren, voordat de woorden van de arts bij de verpleegster doordrongen, maar Weber spoorde haar direct aan. "Snel zuster, haast je! Dit is een geval van leven of dood!"

...en de engel sprak Duits.Where stories live. Discover now