25. Amputatie / Een brief naar Londen.

260 6 2
                                    

"Liesl, Help me!" Karl gilde het uit van pijn en wanhoop. Hij was zojuist de operatiekamer binnen gebracht en de dienstdoende chirurg had de voet van Karl aandachtig bekeken. Over de behandeling van zijn voet was geen twijfel mogelijk. De voet van Karl was niet meer te redden en er werd, zoals meestal in deze gevallen gebruikelijk was, tot amputatie overgegaan. Een deel van het been was al rood en ontstoken, terwijl een ander deel, dichter naar de voet toe, al zwart, necrotisch weefsel vertoonde. Karl zou zijn been tot vlak onder zijn knie moeten missen. Het nieuws van de amputatie had hem in paniek gebracht. Nooit zou hij meer kunnen voetballen, de sport die hij thuis zo graag beoefende. Nooit meer zou hij met Eva, zijn liefje, lange wandelingen in het bos kunnen maken om daarna heerlijk met haar in het meertje bij hun dorp te zwemmen. Nooit meer zou hij als bakkersknecht, op de bakfiets, de broden naar de klanten kunnen brengen. Weer sloeg de paniek bij Karl toe.
"Liesl, waar ben je? Help me dan toch, alsjeblieft!" Liesl die huilend aan de andere kant van de deur op de gang stond kon het niet meer aanhoren. De smeekbede van haar broertje sneed haar dwars door haar ziel. Het liefst was ze de operatiekamer binnen gestormd om Karl te troosten, maar Maria en Käthe, een zuster waar Liesl en Maria regelmatig mee optrokken, hielden haar tegen.
"Blijf hier, Liesl," sprak Käthe zachtjes in haar oor, "je kunt niets voor hem doen en voor jou is het een gruwelijk gezicht om te zien hoe de artsen met hem bezig zijn." Käthe koos haar woorden zorgvuldig, zodat Liesl niet verder overstuur zou raken.
"Käthe heeft gelijk, Liesl," zei Maria, terwijl ze de greep op haar vriendin langzaam liet verslappen, "je kunt Karl niet helpen. Hier zal hij alleen doorheen moeten." Snikkend en ontroostbaar liet Liesl zich op de betegelde vloer zakken. Maria en Käthe gingen naast haar zitten.
In de operatiekamer plaatste Dokter Müller, onder hevig protest van Karl, zijn patiënt het verdovingskapje over zijn neus en mond en besprenkelde het met chloroform. Karl, die precies wist wat hem te wachten stond, begon nog harder om Liesl te roepen.
"Goed zo, jongen," dacht dokter Müller, terwijl hij het kapje stevig op zijn plaats hield, "schreeuw maar. Zo hard als je kunt. Des te sneller werkt de narcose." Het duurde inderdaad niet lang voordat Karl wat rustiger werd. Hij hield op met roepen en raakte tenslotte geheel onder narcose. Dokter Müller begon met zijn lugubere werk.
"Verdomde rotoorlog," vloekte de chirurg in zichzelf, "wat is de mensheid toch diep gezonken." Nadat Müller het been van Karl had afgezet, legde hij het in een teil, die vol lag met geamputeerde ledematen.
"De trieste oogst van vandaag." dacht de chirurg treurig, terwijl hij naar het bezwete gezicht van Karl keek.
"Sophie," riep Dokter Müller naar een verpleegster van middelbare leeftijd. De verpleegster spoedde zich naar de chirurg.
"Gooi die teil eens leeg, wil je?" Sophie pakte de teil op. Dit lugubere klusje was er één die ze dagelijks vele malen uitvoerde.
"En zorg ervoor," ging Müller verder, "dat Liesl deze teil niet te zien krijgt. In Godsnaam, niet deze teil."

Karl werd op de grote ziekenzaal gelegd. Een overvolle ruimte waar mannen met allerlei verschillende verwondingen door elkaar lagen. In de zaal was het altijd onrustig. Mannen kermden van de pijn of riepen om een zuster. Etterende wonden zorgden ervoor dat het op de zaal vreselijk stonk. Karl werd naast een soldaat gelegd wiens hoofd helemaal in het verband gewikkeld was. Alleen de ogen, neus en mond waren vrijgelaten. Althans, de plaats waar de mond hoorde te zitten. De arme jongen had een kogel in zijn mond gekregen en deze had zijn onderkaak volledig weggeslagen. Hij was onherkenbaar verminkt en niemand van zijn peloton, die bij hem op bezoek was geweest, zou hem zonder verband hebben herkend. Liesl vroeg zich af of zijn eigen vrouw of moeder hem nog zou herkennen. Bedroefd dacht Liesl aan de familie van de jongen, die het onfortuinlijke bericht van het oorlogsministerie zouden krijgen. Terwijl Liesl bij Karl aan het bed zat, die nog steeds onder narcose was, gingen haar gedachten naar Lloyd. Haar Britse patiënt was nog steeds vaker buiten bewustzijn dan dat ie wakker was. De tijden dat ie bij kennis was, waren meestal maar kort en het gebeurde vaak dat Liesl bij hem ging kijken, terwijl hij juist weer bewusteloos was geraakt. Dokter Weber had haar verzekerd dat, zolang Lloyd geen infecties kreeg, het met hem wel in orde zou komen. Het herstel van Lloyd zou gewoon een hele tijd duren. Liesl vertrouwde daar dan ook maar op. Ze dacht aan Lloyd's ouders. Zouden zij eigenlijk wel weten dat hun zoon nog in leven is?

...en de engel sprak Duits.Where stories live. Discover now