Antwoorden

27 0 0
                                    

'Mijn naam is Annabel Zwarts, en Sirius Zwarts is mijn vader.'
Harry, Ron en Hermelien staarden haar aan.
'Heb jij hem geholpen het kasteel binnen te komen?' Vroeg Harry ongelovig. Nep-gekwetst keek Anna hem aan.
'Denk je dat? Geloof me, Harry, hij heeft daar geen hulp bij nodig. Hij is één van de makers van de Sluipwegwijzer! Dat weet je inmiddels toch wel?'
Voor iemand kon reageren klonk er achter hen een blaf. Ze draaiden zich om en zagen de grijze wolf die in de hoek zat. Ze blafte nog eens in de richting van Sirius. Anna was er nog steeds niet uit of het Mare was. En zelfs als het Mare was, wat deed ze hier dan in godsnaam?
'Is dat de andere?' Vroeg Sirius met een ongelovige en heese stem aan Remus.
'Om eerlijk te zijn weet ik het niet zeker.' Zei Remus.
De andere? Waar hadden ze het over? Welke andere? Sirius zette een stap naar de wolf toe en ging op zijn knieën zitten.
'Ben jij het?' Vroeg hij aan de wolf. De wolf knikte.
'Marieke?' Vroeg hij. De wolf knikte weer.
Marieke? Mare? Wat deed die hier? Waarom was ze hier? Hoe kende haar vader haar? Wat was er aan de hand?
'Kom hier.' Zei Sirius en hij spreidde zijn armen. De wolf sprong op hem af en midden in de lucht veranderde ze in Mare. Voor de zoveelste keer die avond staarden Harry, Ron en Hermelien met open mond naar het tafereel. Sirius en Mare omhelsden elkaar. Er liepen een paar tranen over Mare's wangen en ze zei zachtjes: 'Ik kijk al m'n hele leven uit naar dit moment.'
Anna kon haar vragen niet langer voor zichzelf houden. 'WAT IS HIER IN GODSNAAM AAN DE HAND?!' Schreeuwde ze. Het was niet de bedoeling geweest om te schreeuwen, maar ze was zo verward en emotioneel tegelijk.
Mare liet Sirius los en richtte zich tot Remus.
'Mag ik het haar nou eindelijk vertellen?' Vroeg ze geïrriteerd.
Remus werd een beetje rood en zonder op antwoord te wachten richtte Mare zich tot Anna.
'Ongeveer veertien jaar geleden werd Sirius Zwarts ongeloofelijk gelukkig omdat hij vader werd. Vader van een tweeling. Anna, ik ben je zusje. Hij is ook mijn vader.'
Anna staarde haar met grote ogen en open mond aan.
'Wat?' Vroeg ze ongelovig.
'Ik ben je zusje. Mijn verjaardag valt niet in het begin van November maar op veertien September, zoals bij jou. Omdat we een tweeling zijn. Mijn vader is niet dood. Mijn vader is jouw vader. Daarom heeft Remus mij gekozen om bij je te wonen. Hij is ook mijn peetvader. Ik weet dat het veel informatie is, maar het is de waarheid. Het is eindelijk de waarheid die ik je kan vertellen.' Zei Mare.
'Maar... Maar... Maar waarom heb... heb je me dat nooit ver.. verteld?' Vroeg Anna met een zwak stemmetje. Het werd haar even te veel. Mare's vader leefde nog. Nog sterker, Mare's vader was haar vader! Ze was haar zus! Haar tweelingzus nog wel! Al die keren dat mensen hun gevraagd hadden of ze zussen waren. Elke keer dat ze er samen zo hard om hadden gelachen. Hoe? Hoe kon het dat Mare zoiets verborgen hield. Mare was een vreselijke leugenaar! Nu ze erover nadacht, herinnerde ze zich dat ze nooit echt met Mare over haar ouders had gepraat. Mare had een beetje ontwijkend gezegd dat ze er liever niet over praatte en Remus had gezegd dat ze dood waren.
'Ik wilde je het vertellen, Anna, ik zweer het! Maar Remus verbood het me! Van hem mocht ik het niet zeggen en ik weet niet eens waarom! Dat kon hij me na al die jaren nog steeds niet zeggen! Oh hoeveel ruzie we hebben gehad omdat ik je het wou zeggen. Vooral dit jaar. Maar ik ben zo blij. Blij dat ik het niet meer moet verbergen, blij dat je het weet, blij dat ik eindelijk ook jouw zusje kan zijn.' Zei Mare.
'Maar ik heb jullie gevraagd of jullie zussen waren! Op onze eerste treinreis naar Zweintein. Je hebt gewoon glashard gelogen!' Riep Harry uit. Ook voor hem was het even allemaal wat veel.
'Anna was degene die antwoordde. Zij wist het niet. En ik... ik ontwijk dat soort vragen. Ik ben heel slecht in letterlijk liegen, dus verdoezeld ik de waarheid met andere feiten, zoals het feit dat we al een paar jaar samen woonden.' Zei Mare.
'Zo heb je het ook verborgen gehouden. Ik herinner het me. Je hebt nooit rechtstreeks tegen me gelogen. Omdat je wist dat je dat niet kon.' Zei Anna.
Mare knikte en keek in Anna's ogen. Anna's ogen, die er exact hetzelfde uitzagen als de hare. Voor ze het goed en wel besefte, sloeg Anna haar armen om haar heen en trok haar in een omhelzing.
'Er is niemand die ik liever als zusje zou hebben dan jij.' Zei Anna zacht en er rolde een traan over haar wang. Mare glimlachte en sloeg haar armen ook om Anna heen. Er rolde opnieuw tranen over haar wangen en ze fluisterde: 'Ik heb het je altijd al willen zeggen... zusje.'
Ze lieten elkaar los en veegden allebei hun ogen af. Remus en Sirius glimlachten breed en Harry, Ron en Hermelien keken nog steeds stomverbaasd.
'Je hebt vast nog veel vragen. Jullie allebei waarschijnlijk.' Zei Remus.
'Ja, maar dat kan nog even wachten. Nu wil ik vooral weten, waar is Pippeling?'
Verbaasd keek Sirius haar aan.
'Hoe weet jij...' begon hij, maar Anna wuifde het weg.
'Ik heb een Sluipwegwijzer 2.0 gecreëerd.'
'Dat meen je toch niet! Ik was zo blij toen jullie de originele hadden weggegeven en nu blijkt dat je een kopie hebt? Het wordt steeds moeilijker om Vilder te overtuigen de tweeling en jou geen straf te geven! Bij iedereen kom je er mee weg, maar niet bij Vilder. Ik dacht echt dat je minder in de problemen zou komen. Maar ik had moeten weten dat je een kopie had.' Zei Mare.
Sirius lachtte.
'Toen jullie pasgeboren waren, leken jullie wel als twee druppels water op elkaar. Toen konden we jullie herkennen aan jullie gedrag. Zo te zien is er niks veranderd.' Lachtte hij.
'Echt waar? Ik kan me nauwelijks voorstellen dat Mare en ik op elkaar leken. En hoe ontzettend graag ik ook meer verhalen wil horen, misschien moeten we eerst even de dringendere zaak Pippeling onderzoeken. Waar is hij?' Zei Anna. Ze wilde echt dolgraag meer horen. Over haar. Over haar en haar zusje dat ze plotseling bleek te hebben. Maar als Pippeling nu ontsnapte, dan zou er geen gezellig bijpraatmomentje komen en zou haar vader toch weer moeten vluchten. En dat wou ze niet. Ze wou hem niet verliezen. Niet nu ze hem eindelijk gevonden had.
'Daar is hij.' Zei Sirius en hij wees op Schurfie.
Anna fronste haar wenkbrauwen.
'Hij heeft twaalf jaar van zijn leven als rat doorgebracht?'
Sirius knikte.
'En het wordt tijd dat we het bewijs leveren.' Zei hij. 'Jij daar, jongen... geef Peter aan mij. Kom op!'
Ron drukte Schurfie nog dichter tegen zijn borst.
'Schei toch uit!' Zei hij zwakjes. 'Het is onzin!'
'Net zoals dat het onzin is dat ik Kira ben?' Vroeg Anna hem.
'Net zoals dat het onzin is dat Sirius Zwarts onze vader is?' Vroeg Mare.
'Wou je echt beweren dat hij speciaal ontsnapt is om Schurfie te pakken te krijgen? Ik bedoel...' Ron zocht steun bij Harry en Hermelien.
'Oke, stel dat Pippeling zich inderdaad in een rat kon veranderen. Er zijn miljoenen ratten! Hoe kan hij nou geweten hebben welke rat hij precies moest hebben als hij in Azkaban gevangen zat?'
'Dat is een redelijke vraag, Sirius.' Zei Remus, die Sirius met lichtelijk gefronst voorhoofd aankeek. 'Hoe ben je er eigenlijk achter gekomen waar Peter was?'
Sirius stak een klauwachtige hand in zijn gewaad en haalde een verfomfaaid papiertje tevoorschijn dat hij gladstreek en omhoog hield zodat de anderen het konden bekijken.
Het was de foto van Ron en zijn familie die vorige zomer in de Ochtendprofeet had gestaan en daar op Ron's schouder zat... Schurfie.
'Hoe kom je daaraan?' Vroeg Anna verbijsterd aan Sirius.
'Van Droebel.' Zei Sirius. 'Toen hij vorig jaar op inspectie in Azkaban was, heeft hij me z'n krant gegeven. En daar stond Peter, op de voorpagina... Op de schouder van die jongen... ik herkende hem meteen... hoe vaak had ik hem niet in een rat zien veranderen? En volgens het onderschrift zou die jongen na de vakantie teruggaan naar Zweinstein... waar Harry was...'
'Mijn god!' Zei Remus zacht. Hij staarde van Schurfie naar de foto in de krant en weer terug.
'Z'n voorpoot...'
'Wat is daarmee?' Vroeg Ron uitdagend.
'Hij mist een teen.' Zei Sirius.
'Maar natuurlijk!' Fluisterde Remus.
'Zo simpel... briljant... heeft hij die zelf afgesneden?'
'Vlak voor hij van gedaante veranderde.' Zei Sirius. 'Toen ik hem in het nauw had gedreven, schreeuwde hij dat ik Lilly en James had verraden, zodat iedereen het kon horen en voor ik hem kon vervloeken, blies hij de straat op met zijn toverstok, die hij achter zijn rug hield. Binnen een straal van zeven meter werd iedereen aan stukken gereten, en hij vluchtte snel het riool in, met de andere ratten...'
'Heb je dat nooit gehoord, Ron?' Zei Mare. 'Het grootste stuk dat ze van Peter hebben teruggevonden was een vinger...'
'Waarschijnlijk heeft Schurfie gewoon met een andere rat gevochten ofzo! Hij woont al tijden bij ons, al minstens...'
'Twaalf jaar, om precies te zijn.' Zei Remus. 'Vond je het nooit vreemd dat hij zo lang bleef leven?'
'We... we hebben altijd goed voor hem gezorgd!' Zei Ron.
'Goede zorg of niet, een rat leeft geen twaalf jaar, zelfs als hij niets anders doet dan eten en slapen!' Zei Mare.
'Maar momenteel ziet hij er niet al te best uit, hè.' Zei Remus. 'Ik wil wedden dat hij gewicht begon te verliezen zodra hij hoorde dat Sirius op vrije voeten was...'
'Hij was de geheimhouder.' Zei Anna ineens. 'Hij heeft Lilly en James verraden en gaf jou de schuld. Hij is verantwoordelijk voor alles waar jij voor hebt vastgezeten.'
Ze keek haar vader aan en hij knikte.
'Geef die verdomde rat hier zodat ik hem aan duizend en één stukjes kan schieten!' Zei Mare dreigend en ze zette een paar stappen in de richting van Ron, maar Remus hield haar tegen.
Anna negeerde Mare en begon rond te lopen.
'Maar waarom?' Vroeg ze aan niemand in het bijzonder. 'Waarom benoemde ze Peter in plaats van jou?' Deze vraag richtte ze op haar vader.
'Ik had Lilly en James overgehaald om op het laatste moment voor Peter te kiezen, om hem tot Geheimhouder te benoemen in plaats van mij.' Zei hij schor. 'Het is allemaal mijn schuld, ik weet het... ik had afgesproken dat ik op de avond van hun dood bij Peter langs zou gaan om te kijken of alles in orde was, maar toen ik bij zijn schuilplaats kwam was hij verdwenen. Niets wees op een worsteling en dat zat me niet lekker. Ik was bang. Ik ging direct naar het huis van je ouders, Harry, en toen ik dat in puin zag liggen... en hun lijken... besefte ik wat Peter gedaan moest hebben. Wat ik gedaan had. Ik ben verantwoordelijk voor hun dood, Harry. Al ben ik niet degene die hen verraden heeft, ben ik wel verantwoordelijk.' Zijn stem stokte en hij wendde zijn blik af.
'Genoeg!' Zei Remus met een metaalachtige klank in zijn stem die Harry nog niet eerder had gehoord.
'Er is maar één manier om te bewijzen wat er echt gebeurd is. Ron, geef me die rat.'
'Wat gaat u met hem doen als ik hem geef?' Vroeg Ron gespannen.
'Hem dwingen om zijn ware gedaante aan te nemen.' Zei Remus.
'Als hij werkelijk een rat is, blijft hij ongedeerd.'
Ron aarzelde, maar ten slotte reikte hij Schurfie aan en Remus pakte hem beet. Schurfie begon aan één stuk door te piepen, spartelen en tegenstribbelen. Zijn zwarte oogjes puilden uit zijn kop.
'Klaar, Sirius?' Vroeg Remus.
Sirius had de stok van Sneep vanonder het bed gepakt. Hij liep naar Remus en de worstelende rat en zijn vochtige ogen leken te smeulen in zijn ingevallen gezicht.
'Tegelijk?' Zei hij zacht.
'Lijkt me wel.' Zei Remus. Hij hield Schurfie met één hand stevig vast en hief met de andere zijn tevorstok.
'Ik tel tot drie. Een... twee... DRIE!'
Er spoot een blauwe lichtflits uit hun toverstokken en even leek Schurfie in de lucht te zweven, terwijl zijn zwarte lijfje wanhopig spartelde. Ron schreeuwde, de rat viel op de grond, er volgde een tweede oogverblindende lichtflits en toen... Het was alsof ze naar een versneld afgespeelde film van een groeiende boom keken. Er schoot een hoofd omhoog. Ledematen namen vorm aan en een paar tellen later stond er een man op de plaats waar Schurfie had gelegen. Een man die angstig handenwringend terugdeinsde. Knikkebeen gromde en blies en zijn haren stonden overeind. Het was een klein mannetje, nauwelijks groter dan Harry of Hermelien. Zijn dunne, kleurloze haar was onverzorgd en hij had een grote, kale plek op zijn kruin. Hij had het ongezonde, ingevallen uiterlijk van een mollig iemand die in korte tijd sterk vermagerd was. Zijn huid was groezelig, net als de vacht van Schurfie en je zag ratachtige trekjes rond zijn smalle puntneus en zijn waterige oogjes. Hij keek iedereen vlug even aan en zijn ademhaling ging snel en jachtig. Harry zag zijn blik naar de deur heen en weer flitsen.
'Hé, hallo, Peter!' Zei Remus minzaam, alsof er regelmatig ratten in oude schoolkameraden veranderden. 'Dat is lang geleden!'
'S-Sirius... R-Remus...' Zelfs de stem van Pippeling klonk pieperig. Zijn blik gleed weer naar de deur. 'M'n beste vrienden... M'n oude kameraden...'
Sirius hief zijn stok op, maar Remus greep zijn pols, keek hem waarschuwend aan en richtte zich weer tot Pippeling. Zijn stem was luchtig en nonchalant, maar Anna en Mare wisten uit ervaring hoe gevaarlijk die stem was.
'We zaten ons net af te vragen wat er precies gebeurd is op de nacht dat James en Lilly Potter om het leven zijn gekomen, Peter. Misschien heb je de fijnere details gemist terwijl je daar op het bed lag te piepen...'
'Remus.' Bracht Pippeling moeizaam uit en Harry zag zweetdruppeltjes parelen op zijn ongezond bleke gezicht. 'Je geloofd hem toch niet, he? Hij heeft geprobeerd me te vermoorden, Remus...'
'Dat hebben we gehoord, ja.' Zei Remus koeltjes. 'Ik zou graag over een paar dingen duidelijkheid willen hebben, Peter...'
'En nu komt hij het opnieuw proberen!' Krijste Pippeling plots. Hij wees naar Zwarts en Harry zag dat hij zijn middelvinger gebruikte omdat hij geen wijsvinger had. 'Hij heeft Lilly en James vermoord en nu komt hij mij vermoorden... je moet me helpen, Remus...'
Het gezicht van Zwarts leek meer op een doodshoofd dan ooit terwijl hij Pippeling aanstaarde met zijn onpeilbare ogen. Mare daarin tegen trok haar toverstok en richtte die op Pippeling.
'Jij smerige, kleine...' begon ze venijnig.
'Niemand zal je vermoorden zolang er nog dingen niet zijn opgehelderd, Peter.' Zei Remus met stemverheffing en een veelbetekenende blik op Mare.
'Anders had ik je graag aan hele kleine stukjes vervloekt!' Zei Mare zacht en Anna was niet zeker of iemand anders dan zij en Pippeling het gehoord had. Ze had Mare nog nooit zo agressief gezien. Ze had Mare nog nooit überhaupt een beetje agressief gezien. Voor het eerst sinds ze hier was, besefte Anna dat Mare ook zonder vader was opgegroeid, dat ze ook voor de man stond die haar vader ten onrechte naar Azkaban had gestuurd en dat ze ook al die jaren met dat verdriet en die woedde had rondgelopen. Mare kropte dit soort gevoelens op. Maar op een dag komt het er dan allemaal uit en dan wil je er niet bijzijn. Die dag was vandaag. Alle woedde en verdriet die zich twaalf jaar lang had opgestapeld kwam er nu uit. En om eerlijk te zijn, kon Anna het haar niet kwalijk nemen dat ze zo reageerde.

De zus van Anna ZwartsWhere stories live. Discover now