3.

142 15 56
                                    

'Waarom doe je zo je best om te sterven?'

De cynische stem zweefde door de onbekende ruimte, het bracht een rust in mij op, zelfs als het Untar was. Het was iets bekends. 'Het zou fijn zijn als ik niet elke paar seconden op je moest letten.'

'Ben ik eindelijk dood?' Ik schrok van mijn eigen stem, het was onnatuurlijk om mezelf zo luid te horen. Mijn ogen schoten open en ik lag niet meer op de koude bosgrond, sterker nog, ik zat weer tegenover Untar op mijn knieën. Verward keek ik om me heen, de blauwgloeiende lantaarns hingen van het plafond terwijl de klimop ze versierden. Ik was terug in de kamer waar ik eerst zat, terug in Qaeriah. Alleen was de tafel een stuk lager en traditioneler. De theeset stond nog altijd op het eikenhout, maar nu bij mijn heupen.

'Nee, je bent gewoon buiten bewustzijn. Het lijkt erop dat je lichaam niet zo goed tegen zonnebessen kan.' Alle gebeurtenissen van de eerste dag van mijn tweede leven raasden weer door me heen: Elysia's ouders, de vloek en de bessen. Het beeld verdween toen de God zijn keel schraapte. Untar had zich elegant op een kussen tegenover me geplaatst met een theekopje in zijn handen. Zijn sluier hield nog altijd zijn gezicht verborgen en ik begon me af te vragen hoe hij die thee zou drinken.

'En waarom ben jij hier dan?' mompelde ik. Als dit een droom was, was het een nachtmerrie. Ik wilde mijn arm over mijn ogen heen leggen zodat ik de God niet hoefde te zien. 'En waar zijn we?' Mijn blik ging rond, de ruimte leek te realistisch om een droom te zijn. Er hing een geur van nieuw, de geur wanneer je schone kleren aandeed, of net je dekbed had verschoond.

'Ik ben in Qaeriah. Waar jij bent... is ingewikkeld. Je lichaam is nog in Xiera en je ziel is hier. En ik had je hier gehaald om te kijken of alles goed ging.'

Het feit dat Untar me antwoordde was onverwachts. Het kostte me een seconde voordat ik zijn woorden had laten inzinken. 'Wat kon ik doen in één dag?' vroeg ik hem gefrustreerd, geïrriteerd rechtte ik mijn rug. Hij kon niet nu al resultaten van me verwachten.

'Kalm aan, dat is niet wat ik bedoelde. Ik wilde gewoon zien of je reïncarnatie goed is gegaan.' Untar draaide zich om, zijn zwarte sluier volgde hem elegant. 'Hoe is je lichaam, voel je je oké?'

Een stilte vormde, mijn woorden kwamen mijn mond niet uit. Het was lang geleden sinds ik zulke goedbedoelde woorden had gehoord.

'Ja,' fluisterde ik.

'Dat is mooi.' Een uitnodigende stilte viel tussen ons, ik kon niet zien waar Untar naar keek, maar hij hield zijn gezicht in mijn richting. Beschaamd richtte ik mijn blik op de lantaarns die leken te giechelen, hun stemmen waren zachtjes te horen en ik vond het naar. Erg naar. Ik plukte aan het onkruid dat uit de vloer aan het groeien was en dacht na over alles wat ik kon vragen of zeggen, want nu was mijn kans.

'Waar is Elysia's ziel gebleven?' De vraag die de hele tijd in mijn gedachten aan het schreeuwen was. Een steen lag in mijn buik wanneer ik weer terugdacht aan de medelijdende blik die Remia voor Elysia had. Was het dan eerlijk voor mij om de rechten van dat meisje over te nemen?

'Je hoeft je daar geen zorgen over te maken, ze is veilig naar haar volgende leven, zoals de Samsara gaat.' De Samsara. De oneindige cyclus van het leven en de dood. Untar leunde naar voren, zijn theekopje neerzettend. Iets zwaars en ijskouds rustte dan op mijn hoofd. Mijn schouders sprongen op van de plotse aanraking en de God trok zijn hand terug. 'Sorry. Maar je hoeft je geen zorgen te maken over haar. En alles wat Elysia heeft opgebouwd is nu van jou, jíj bent nu Elysia. Alles wat er nu is, is voor jou om te gebruiken.'

Ik liet een verslagen lach horen, Untar had dit lichaam waarschijnlijk niet voor niks uitgekozen. De zwarte haren vielen voor mijn ogen terwijl mijn hoofd naar voren leunde. 'Alsof dat zo makkelijk gaat,' mompelde ik terwijl ik mijn arme knieën verloste door in kleermakerszit te zitten. Ik was nooit goed geweest in dit traditionele gedoe.

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu