31.

37 6 11
                                    

Cyran had me na de vuurwerkshow meegenomen naar een hostel en in een kamer gezet nadat we de boot teruggaven. Hij had zich verontschuldigd voor al het vuurwerk, vertelde me dat hij me beter had moeten inlichten en ik bleef maar zeggen dat het prima was.

'Het spijt me,' zei Cyran voor de honderdste keer toen ik op het bed plofte.

'Het is goed.' Met een wuif van mijn hand probeerde ik hem duidelijk te maken dat het oké was. Mijn hart was geschrokken en ik had het gewoon niet verwacht, maar uiteindelijk was alles goed gekomen. Ik was niet eens in gevaar. Maar de God bleef verdrietig kijken, waardoor ik een zucht slaakte. 'Als je zo door blijft gaan, word ik wel boos.' Het was alsof ik tegen een klein kind praatte, maar mijn loze bedreiging werkte. De God perste zijn lippen tot een platte streep.

Mijn voeten deden pijn, normaal was het een fijn gevoel, maar ik wist dat ik de pijn niet kon wegslapen vandaag. Zuchtend liet ik ze hangen over de rand van het bed terwijl ik ermee zwaaide.

'Athea?'

'Hm?'

'Bedankt voor je advies.' Ik draaide mijn bovenlichaam naar de God die zijn armen op de leuningen van de ouderwets rode sofa had gezet. Hij had zijn ogen weer half gesloten, leek weer te denken en ik liet hem zijn.

'Graag gedaan.'

Ik wilde de God ook nog voor veel bedanken. Bedanken voor het eten dat hij meebracht, voor het altijd luisteren of vertellen van verhalen, voor het meenemen naar nieuwe plekken en voor de zwarte lelies die hij tevoorschijn getoverd had. Zoveel te bedanken, maar zo weinig tijd. Vandaag zou ik teruggaan naar Qaeriah, voor eens en altijd en die gedachte vormde zich als een brok in mijn keel. Alles wat ik aan de God wilde vertellen, maar er kwamen geen woorden uit.

In plaats daarvan vertelde ik hem een verhaal uit het niets. Cyran luisterde, zoals altijd.

Ik vertelde hem het verhaal van een eendagsvlieg die een boek wilde schrijven, maar wist dat dat niet zou lukken. Welke woorden konden in één dag een heel verhaal vormen, dus in plaats daarvan schreef de eendagsvlieg alles wat hij kon. En zodra zijn tijd erop zat, gaf hij het door aan zijn kinderen. Wetend dat zij er wel iets mee konden doen. En langzaamaan werd het verhaal afgemaakt, terwijl de eendagsvliegen die het gemaakt hadden werden vergeten. Want het leven van een eendagsvlieg was niets meer dan een bladzijde van een boek, niks meer dan een moment die zou voorbij ging.

En ik wist dat een halfjaar niks was voor Cyran, hij had alle tijd. Maar toch had ik gehoopt, dat mijn aanwezigheid hem geholpen had, mijn woorden tot hem door drongen. Want zelfs als ik maar een iemand had geholpen, vond ik dat dit half jaartje helemaal waard.

'Maar wat een sneue eendagsvliegen,' pruilde de God. Hij was overeind gekomen en luisterde actief mee. En ik knikte alleen. 'Kon hij niet zijn naam in het boek zetten, of iets doorgeven dat van hem was?' Cyran had zijn armen over elkaar geslagen en ik lachte naar hoe hij het verhaal bekritiseerde.

'Dankjewel,' zei ik dan. Voor het eten, de plekken, de gezelschap. Dankjewel voor alles. Maar dat zei ik niet meer. Omdraaiend keek ik naar de muur, zodra de God weg zou gaan, dan zou ik ook terugkeren naar waar ik hoorde. Terug de Dood in.

'Slaap lekker, dan zie ik je morgen weer.' Morgen zou ik er niet meer zijn. Ik mompelde een zacht antwoord terug en de God stond op. Ik begroef mijn gezicht in de deken, sloot mijn ogen eventjes en ademde zachtjes. De ramen zwaaiden open en een vlaag wind aaide mijn armen, voor ze weer sloten.

De tijd ging voorbij maar de langste nacht was niet zomaar over. Na een uur of twee kwam ik weer overeind en keek naar de rode sofa die nu leeg was. Cyran was weg, de rode draad wees naar het zuiden. Hij was vast zijn taken als een God uit te voeren, als hij die nog had.

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu