27.

51 6 9
                                    

Mijn ogen sloten voor de schreeuw, de schreeuw om aan te duiden dat ik weer iemand had gedood, maar die kwam nooit. Een hand op mijn goede schouder duwde me overeind en ik opende mijn ogen verward. Mijn dolk zat diep in de borst van Cyran en hij klapte voorover. Geschrokken liet ik het wapen los zodat de wond niet erger werd.

'Waarom?' vroeg ik hem terwijl de God op de grond hoestte. Mijn bloed suisde door mijn oren en mijn hart zakte naar mijn schoenen. 'Waarom kies je hen boven mij?' Ik snapte het niet. Als ik zou sterven, zou de God gewoon toekijken, maar wanneer andere mensen stierven ging hij ze redden? Hij zag me haast vermoord worden door een clymura, hij zag me vallen van een tempel, maar zodra iemands anders leven in gevaar was, kwam hij wel in actie. Ik balde mijn handen tot vuisten.

'Je hoort dit niet te doen!' Cyran was nog op adem aan het komen. Op mijn lip bijtend stuurde ik mijn doden af op de generaal, ik wilde dat hij stierf, dat hij niet meer op deze wereld te vinden was. Tranen in mijn ogen, Cyran hield van elk mens had hij gezegd. Maar net zoals de andere Goden leek hij toch meer van andere mensen te houden.

Cyran en Scias waren gewoon hetzelfde.

'Elysia, stop ze,' mompelde Cyran. Hij strompelde naar voren, zijn ene hand lag op de plek waar ik hem gestoken had. Bloed sijpelde tussen zijn vingers en ik had nog nooit een God gewond gezien. 'Je bent geen slecht mens.'

Ik lachte om zijn woorden. De bebloede generaal en talloze andere ridders lagen op de grond, gewond door mijn bodyguards van doden en hij durfde nog te zeggen dat ik geen slecht mens was.

Dood ze. Dood ze allemaal.

Warme tranen lieten sporen achter op mijn wangen en ik schudde mijn hoofd. 'Elk leven werd ik verstoten, elk leven werd ik gevreesd en soms zonder reden. Dus nu wil ik ze een reden geven.'

De lijken schoten naar mensen en begonnen ze aan te vallen. De ene pakte een steen om op iemands schedel te hameren, terwijl de andere iemands nek omklemde. Ik liet alles gebeuren, voedde op de angst die ze hadden.

'Je bent geen slecht persoon.' Cyran kwam dichterbij, hij legde zijn zware hoofd op mijn schouder. In zijn andere hand had hij zijn staf. 'Dus stop alsjeblieft. Laat de haat je niet verteren.'

'Wat weet jij er nou van?' fluisterde ik. Ik liet de lijken niet stoppen, ik wilde het niet. Lichamen moesten zielloos raken en bloed moest vallen. Het was het enige waar ik goed in was en als ik moest kiezen tussen mijn bloed of die van hen, dan was mijn keus snel gemaakt.

Ik wilde dat Scias dezelfde pijn als ik voelde. Net zoals ik vijftig jaar geleden mijn vrienden had gedood met mijn creaties, zou ik nu Scias' mensen doden. Wat ik ook doe, niks zou de pijn van tientallen levens overtreffen.

Ik wilde naar de Generaal lopen en te kijken hoe de lijken hem hadden gemaakt, zonder wapens was hij moeilijk te doden en de enige dolk die we hadden stak nog uit Cyrans borst. Voor ik langs de God kwam, sloeg een warme arm zich om mijn middel. Zwaar ademend trok de God zich tegen me aan.

'Wa-'

En voor ik het wist was de grond onder me verdwenen. Ik hing aan Cyrans arm terwijl hij van wolk naar wolk sprong. Zijn gezicht was lijkbleek en zijn knokkels waren wit doordat hij zijn staf zo strak vasthield. De warmte van zijn lichaam zo dicht bij me maakte me oncomfortabel. Met mijn goede hand probeerde ik mijn ogen van de wind af te schermen. Op een gegeven moment raakte ik de connectie met mijn lijken kwijt, de band was geknapt door de lange afstand. Mijn mond was op elkaar gelijmd en ik kon me alleen laten dragen door de God.

In een paar seconden daalden we neer, mijn maag leek te zweven in mijn lichaam en mijn onderbuik kriebelde. Cyran landde op de grond en de aarde rond hem stoof op, hijgend liet hij me uit zijn armen vallen. Ik kwam terecht op mijn buik en de lucht werd uit me geslagen. Mijn lichaam was beurs en de adrenaline in mijn aderen verminderde de pijn kwam weer opdreunen.

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu