24.

53 6 14
                                    

En ik opende mijn ogen weer, niet gerealiseerd dat de slaap me weer te pakken had. Mijn hart was beurs van het feit dat Iana nog levend en wel was.

'Hé Elysia, wat doe je hier?' mompelde een stem in mijn cel. Geschrokken draaide ik me naar Cyran, die aan de andere kant van mijn cel stond. Hij leunde tegen de muur aan met zijn rug en leek meer te gloeien dan eerst. Was dat doordat het geloof van mensen in hem terugkeerde?

Ik tilde mijn hoofd van de tralies, het bonkte. Mijn nek was stijf en kraakte toen ik hem strekte, dit was niet een positie waar ik weer in wilde slapen. Cyran stond naast het hoge raam in de schaduw, de sterren waren tevoorschijn gekomen achter het rooster dat voor het kleine raam was gezet.

Ik ben gevangen genomen, zie je dat niet? Dat wilde ik vragen, maar mijn woorden kwamen eruit als een schorre hoest. Cyran keek me bezorgd aan, maar maakte geen aanstalten om me te helpen. Natuurlijk niet. Bitter perste ik mijn lippen op elkaar.

'Hier.' Cyran gooide me zijn veldfles toe, hij kletterde op de grond maar het geklots van water trok mijn aandacht. Snel graaide ik ernaar voordat de God van gedachten kon veranderen. Gulzig liet ik het water al het stof uit mijn keel wegspoelen, een straaltje water verdwaalde over mijn kin op mijn bovenbeen.

Toen ik klaar was met drinken, herhaalde Cyran zijn vraag. 'Waarom zit je hier?' Hij nam plaats op de grond, legde zijn hoed op de staf die hij neerzette.

'Mensen,' mompelde ik alleen. 'Ze gaan me doden.' Mijn hart verwrong zich, ik had dit leven niets verkeerds gedaan, maar toch ga ik hetzelfde lot achterna als toen ik Athea was.

'Waarom?'

Ik lachte bij de naïviteit van de God, zelfs tot nu kon hij niet inzien dat mensen gebreken hadden. Maar ik legde alleen mijn hand op mijn knie.

'Ze zijn bang voor wat ik kan, wie ik ben. Het moment dat ik geboren was, was ik al de slechterik.' Ik rolde een lok van Elysia's haren tussen mijn vingers, het speet me dat ik binnen een halfjaar dit lichaam alweer had vernietigd.

Ik overwoog hem om alles te vertellen, om mijn eerste leven bloot te stellen en hoe ik de Goden kwam te haten. Hoe ik de mensen die me vriendschap en familie toonden uiteindelijk had moeten vermoorden. Ik opende mijn mond, maar vond de woorden er niet voor, en sloot hem weer.

'Wie je bent?' vroeg Cyran. 'Heeft dit te maken met wie je in je eerste leven was?'

Zijn vraag was onverwachts, wist hij wie ik was in mijn eerste leven? Zou Scias of Untar het hem hebben verteld? Maar waarom zou hij bij me in de buurt blijven, ik heb immers honderden van zijn geliefde mensen gedood in mijn vorig leven.

'Athea toch, het meisje van de oorlog die eigenhandig een leger van doden kon commanderen.' Ik knikte alleen en rustte mijn voorhoofd op mijn arm, hopend dat hij mijn gefrustreerde uitdrukking niet zag. Cyran wist dit al. Ik was de slechterik, een moordenaar.

En ik hoopte niet dat Cyran mij zo zou zien, maar nu hij het wist kon ik er niets meer aan doen. Mijn nagels drukten zich in mijn handpalmen wanneer ik mijn vuist bolde.

'Maar zijn Elysia en Athea geen andere mensen?' Cyran zette zijn hand tegen zijn kin en wreef nadenkend. En ik snapte wat hij bedoelde. Rustig tilde ik mijn hoofd van mijn voorarm die zeker een rode plek zou hebben nu.

'Nee, wat een mens vormt zijn hun ervaringen en herinneringen. En ik heb die van Athea, niet die van Elysia.' Tranen brandden in mijn ogen, ik wilde de God niet aankijken en staarde naar de oneven stenen vloer. 'Dus ik ben Athea in een ander lichaam. Elysia is niet meer. Alleen Athea, dezelfde persoon die talloze mensen had vermoord alsof het gisteren was.'

Cyran viel stil. Ik weerstond de verleiding om om te kijken, zijn uitdrukking op me te nemen. Hem te vragen of hij nu teleurgesteld was.

'Ik heb je weleens verteld dat ik geloof dat iedereen als een goed persoon was geboren, en daar sta ik nog steeds achter. En ik denk dan ook dat Athea geen slecht persoon was, maar dat er situaties waren.' Hij pauzeerde weer, ik keek weg. Natuurlijk had hij zo'n naïeve gedachtegang, maar het was iets dat ik net nodig had. De pijn in mijn hart ebde wat weg en ik liet mijn ingehouden adem los. 'Want nu je Elysia bent, is de situatie ook anders. En je hebt geen slechte daden uitgevoerd, sterker nog je hebt ze zelfs gered.'

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu