23.

46 6 6
                                    

Iana. Iana. Iana.

Om haar te vergeten duwde ik de stemmen uit mijn hoofd, groef ik in mijn hoofd naar elk ander onderwerp om niet aan mijn oude vriendin te hoeven denken. Aan het meisje dat de farcsko van mij stal waardoor ik uiteindelijk de controle over de lijken verloor.

Met bibberende adem keek ik rond de vochtige kerker. Mijn gezicht leunde nog steeds tegen de tralies terwijl ik de gang inkeek, waar rijen met gevulde cellen zaten. Allemaal mensen die lagen, ze leken geen energie te hebben. Iana's oude gezicht kwam weer voor me en ik kneep in mijn eigen armen, hoopte dat de pijn mijn gedachten kon wegjagen.

Ik had twee keer eerder in een kerker gezeten. De tweede keer was net voor mijn publieke executie in Zavron, het zou net zo kunnen zijn dat dit dezelfde kerker was als 50 jaar geleden. De lijken hier roken in ieder geval al wel naar mensen die al wekenlang lagen te rotten.

En de eerste keer was een herinnering die ik liever wegdrukte, maar mijn beurse lichaam en de zure geur in de lucht trok me terug naar mijn herinneringen.

Aan de vervloekte dag dat ik mijn krachten ontdekten.

De gewonden die in de ziekenboeg lagen maakten het beddengoed nat met hun zweet door de hete zon die op de tent scheen. En dertienjarige ik hielp de mensen, stond naast de bedden met geklemde handen en bad aan de Goden voor de welzijn van onze soldaten. De helft van het legioen was die dag naar het front gegaan om ze te helpen onder leiding van Generaal Arnox, althans dat vertelde Iana me toen, toen ze vertrok met andere dokters.

Ik was jong. Zo jong dat de meeste mensen alles nuanceerden wanneer ze me dingen vertelden. Vaak speelde ik met ze mee, dacht dat als er echt iets drastisch was, ze het me wel zouden vertellen. Dus ik wist nooit over het bestaan van spionnen, of dat onze vijanden over vuurwapens bezat, totdat ik ze met eigen ogen zag.

Een knal klonk, eentje zo hard dat mijn hart haast uit mijn borst sprong. En nog een knal. En toen kwam het gegil, zoveel geschreeuw, en meer knallen.

Ik was vastgenageld aan de grond, keek naar de patiënt voor me. Tranen sprongen in mijn ogen en de angst greep me bij de keel. Fernan keek me met wijde ogen aan, hij had me verhalen verteld van zijn dorp, vertelde me over de kwajongensstreken van zijn kleine zusjes en broertjes die hij thuis had.

En onbekende mensen stormden de ziekenboeg binnen. Ze hadden knallen meegenomen die mijn oren lieten suizen, de tent werd aan flarden gereten door dingen die ik niet kon zien.

En mijn enige gedachte was dat ik de patiënten moest redden. Het was mijn taak als dokter. Dus ik greep Fernan om zijn middel, maar de kracht van een meisje in de puberteit was niet genoeg om de volgroeide soldaat van het bed te krijgen. Hij praatte tegen me, zijn lippen bewogen maar mijn oren namen niks meer op behalve een piep die echode in mijn hoofd.

En in mijn worsteling om Fernan mee te krijgen, zag ik lichamen vallen. Dokters die in hun ontsnappingspoging als een zak in elkaar vallen, patiënten waarvan hun lakens niet meer nat werden van het zweet, maar van het bloed.

Fernan bewoog en ik dacht dat het me was gelukt, maar hij zette zijn handen onder mijn oksels en tilde me op. Hij hield zich tegen me aan, streelde mijn haren.

En de monsters schoten nooit op hem.

En pas toen ik op een wagon werd gezet, nog steeds in de armen van Fernan, leerde ik de betekenis van een spion. Ik zag vijf soldaten van ons legioen, hun gezichten waren gezwollen en bebloed, maar ze leefden. Ik wilde naar ze toe om ze te helpen, maar Fernan hield me stevig in zijn armen. En ook later pas wist ik dat hij me probeerde te beschermen, en misschien was het daarom dat deze herinnering me ook pijn deed.

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu