10.

67 8 17
                                    

Cyran had gezegd dat hij me de volgende dagen weer zou opzoeken, maar een week ging voorbij en ik had nog steeds niks van hem gehoord. Als de jade armband met de rode draad niet om mijn pols zat, had ik bijna gedacht dat ik alles had gedroomd.

De man die in een kuil gevallen was, was ondertussen ontslagen. Hij vertelde ons dat hij gauw terug naar zijn vrouw wilde, of in zijn woorden, zijn wijffie. En het was alsof er niks was veranderd aan mijn dagelijks leven, we werkte in de kliniek, aten af en toe samen en 's avonds dronk ik thee met Remia. Er was niks veranderd. Het was alsof tijd even stilstond, en ik waardeerde de langzame momenten in het leven.

'Waar denk je over?' Remia keek op van haar kopje. Beschaamd lachte ik kort, ik dacht over alles en niets, over hoe mijn tijd langzaam aan het wegtikken was en ondanks ik de eerste dagen probeerde terug te keren naar Qaeriah, was ik tevreden met wat ik nu had.

'Niks, ik moest even realiseren hoe vies die man van de slager tegen je deed,' antwoordde ik terwijl ik naar de oranje vis geschilderd onder in mijn theekop staarde.

'Ja toch?' Remia gooide haar hand in de lucht. 'Ik bedoel, ik snap dat je vlees keurt, maar je gaat toch niet in mensen hun bovenarm knijpen?' Remia wees naar de rode plek aan de onderzijde van haar bovenarm.

'Je hebt tenminste wel de waardering van een slager.'

'Dat is niet wat ik wil,' mompelde Remia, ze pruilde een beetje waardoor ik zachtjes glimlachte.

'Snap ik, maar je hebt het goed gedaan.' Ondanks de slager Remia ongemakkelijk had gemaakt, had ze hem geholpen. Al betekende dat niet dat zijn gedrag te accepteren was. 'En als hij ooit weer raar doet, steek de naald dan gewoon in zijn ogen.'

Remia's ogen werden wijder en ze proestte haast haar thee uit.

'Dat kan ik toch niet doen?' Ik lachte alleen, gooide de rest van mijn thee in mijn mond terwijl ik opstond.

'Ga jij zo naar huis, ik blijf wel in de kliniek.' Ik had al geslapen in de middag, waardoor ik aanvoelde dat dit weer een slapeloze nacht zou zijn.

'Weet je het zeker? Ik kan met je opblijven?' Remia leegde haar kopje ook en kwam overeind, maar ik hield aan dat ze moest slapen. Anders zou ik me schuldig voelen tegenover de jongedame. Ze zat al door de avond heen te gapen. Ze greep de twee theekopjes en legde ze in het aanrecht, waarna ze pauzeerde.

'Wist je dat je erg veranderd bent, Elysia?' vroeg ze dan. Mijn bloed raakte ijskoud, ik draaide een lok achter mijn hoor en lachte nerveus.

'Ik denk het wel,' gaf ik toe, het zou raar zijn om het te ontwijken. Elysia en ik waren vast hele andere mensen. Ronddraaiend met mijn duimen staarde ik naar de redelijk schone nagels, ze zaten niet onder het bloed en huidschilfers zoals in mijn eerste leven.

'Ik vind het een goed ding hoor,' zuchtte het meisje dan, ze liep langs me, legde haar warme hand op mijn hoofd. Mijn schouders sprongen op door haar lieflijk gebaar. 'Je bent realistischer sinds je ouders, en eerst maakte ik me zorgen, bang dat je zou wegkwijnen in je verdriet. Maar het zag er naar uit dat ik me voor niks bezorgd had gemaakt.' Ze ging even door mijn haren heen en ik realiseerde me weer dat Remia de oudere van ons was. Op de eerste dag had ze als laatste redmiddel mevrouw Oss op haar knieën gesmeekt voor me. En een deel van me voelde zich weer slecht na tijden, dat ik Elysia's plek zomaar innam en iedereen eigenlijk voor de gek hield. Mijn lippen op elkaar persend knikte ik gewoon, waarna Remia wegliep.

Zuchtend stond ik op, veegde met mijn hand de laatste druppels gemorste thee van de tafel en ik liep naar de kliniek om mijn gewoonlijke rondje te doen.

'Dokter Elysia?' klonk er zwakjes vanuit een hoek, waar Yrske in zijn bed zat. Het jongetje hield een lappen pop vast die hij van huis mee had gekregen van zijn ouders. Ik naderde het kleine jongetje die trilde van de koorts. Hij was binnengebracht met een maagproblemen, maar het medicijn leek nog niet gewerkt te hebben. 'Ik kan niet slapen.'

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu