36.

61 7 8
                                    

Nadat ik Cyran mijn wens had verteld, had hij me stilletjes weer op de grond neergezet. Als een klein kind had hij me bij een trap gezet om op te zitten, en gaf hij me meidoornsnoepjes, voor hij terug naar de Goden ging om mijn boodschap door te geven.

Met een bibberende adem keek ik de God na, ik hoopte dat mijn wens niet te veel Goden zou choqueren. Starend naar de hemel wachtte ik tot Cyran terug was en ik telde alle sterren aan de hemel terwijl mijn tong met het snoepje speelde. Ik had nooit gedacht weer hier te zijn, het verbaasde me dat ik alles had overleefd.

Pas toen de Dwaalgod weer naast me verscheen, ebden mijn zenuwen weg. Hij kwam terug met zijn handen op zijn rug geplakt.

'Ze hebben je wens... goedgekeurd.' Cyran klonk gepijnigd en ik glimlachte naar hem. Hij zou me nooit begrijpen, maar dat was oké. De God had zijn eigen problemen, had zijn eigen taken om uit te voeren. En ik de mijne.

'Ik wilde je nog wel iets geven.' Vanachter zijn rug haalde Cyran een koffertje vandaan, een groen koffertje die me erg deed denken aan mijn medicijnendoos dat ik was kwijtgeraakt. 'Ik was nog teruggegaan om de jouwe te zoeken, maar hij was helemaal doorweekt en uit elkaar gevallen.'

Hij legde het op mijn schoot, zijn blik was naar de hemel gericht en de puntjes van zijn oren waren rood. Met een zachte glimlach pakte ik de koffer vast, opende de deksel om de rechte vakken te zien. Ze waren al gevuld met wat kruiden, ik zag zelfs cerestibus liggen, de bladeren van het kruid was haast goud waard. In de deksel was een lelie gegraveerd.

'Dankjewel,' zei ik haast sprakeloos. Met mijn vingers ging ik langs de groeven van de lelie, de geur van hout kwam op mijn huid.

'Geen probleem, Athy.' Met ontblootte tanden glimlachte ik, dit was een geschenk van de goden, nogal letterlijk. Het was ook precies wat ik nodig had. Ik sprong overeind, gevuld met nieuwe energie. 'Wat is je plan nu, weet je al waar je wilt gaan verblijven?'

'Ik ga doen wat ik het best kan. En dat is mensen genezen. Maar als ik op één plek stilblijf, dan kan ik minder mensen helpen.' Cyran bleef me aanstaren, alsof hij mijn punt nog steeds niet begreep. 'Ik ga een reizende dokter zijn,' legde ik hem uit en de God opende knikte begrijpelijk nu.

'Maar weet je zeker dat je niet op één plek wil blijven? Wil je altijd blijven dwalen?' Ik knikte.

'De hemel is mijn thuis,' citeerde ik Cyran terwijl ik omhoog keek. En het was geen leugen, Elysia's kamer had nooit als thuis gevoeld, maar juist de mensen om me heen. En ook met Cyran voelde ik me comfortabel, net als met Untar.

De Dwaalgod lachte, gooide zijn cape naar achteren en stak zijn hand naar me uit. 'Ga eerst slapen, er zijn geen winkels open nu.' En Cyran nam me weer mee naar de hostel waar ik wakker werd. Tot mijn verbazing kon ik vrijwel meteen in slaap vallen zodra mijn gezicht de kussens raakten. Mijn hart was lichter en ik kon niet wachten tot de volgende morgen.

Mijn ogen openden zich in een ruimte met blauwe lantaarns die zachtjes gloeiden als een kalme rivier. Ze sprankelden weer als sterren. Voor me zat Untar met zijn rug naar me toe.

'Geen woord,' siste hij naar me, terwijl hij zijn werk uitvoerde. Ik was vergeten dat ook de Dodengod als straf op mij moest letten. Geïrriteerd legde ik mijn elleboog op de tafel terwijl ik hem aankeek. Met mijn nagels ging ik op de tafels tikken om Untar te irriteren, maar hij negeerde me compleet.

'Ben je nog steeds boos?' vroeg ik hem, wat weer een stilte opleverde. Zijn woede was nog niet geblust en het zou waarschijnlijk weken duren tot hij weer tot me sprak. Dus dat is wat ik deed. Untar riep me maar eens per week op, maar soms forceerde ik mijzelf in Qaeriah zoals me een keer eerder was gelukt. Deze keren bevond hij zich gelukkig op veilige plekken en niet meer bij de witte put.

Vergeten toornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu