Hoofdstuk ~ 34

352 14 6
                                    

Ik sprong de trap af en veranderde in mijn wolf. Mijn poten raakte de grond en ik voelde de warmte van een andere wolf achter mij. Ik kon niet zien wie het was, want de andere rende al voor mij uit de poort door.

"Alice!" Riep Tobias boos achter mij. Ik keek snel on en zag de bozen ogen van een grote donker grijze wolf.
Tobias.
Hij beet mijn staart net mis toen ik een zijsprong maakte. Toch zat hij strak achter mij.

Ik spurtte de grote poort door en volgde de geur van Oliver die ergens voor mij rende.
Het grindpad kraakte onder het gewicht van mijn poten. Plotseling hoorde ik hoorde een motorisch geluid.
Ze waren ons aan het inhalen.

Ik rende harder zodat ik nu voor Oliver zat.

"Links aan houden! We moeten de weg over." Riep Roan via de mindlink.

Het grindpad hield op en zoals gezegd rende we aan de linker kant van de opgedoken auto weg. Toen Roan het signaal gaf, rende we de weg over en sloegen we een bospad in.
De motoren zaten enkel tientallen meters van ons vandaan. Het pad werd zwak belicht door een half volle maan die op de heldere avond de nacht verlichtte.

"We moeten van het pad af!" Riep ik. Roan had het gehoord en sloeg abrupt een kleine opening tussen de bomen in. Oliver en ik slipte door de bocht maar haalde de afslag net.
Ik hoorde hoe de motoren stopte doordat ze het pad moeilijk op kwamen.

"We zijn ze kwijt denk ik!" Hoorde ik Angel piepen op mijn rug.
Ik kon het bijna niet geloven. We waren in het bos, we waren vrij!

We renden nog een uur verder voordat ik uitgeput neer zakte op een zacht stuk mos. Ik was kapot.

"Laten we hier maar even uitrustten. Zo diep in het bos komen die motoren niet. Te voet duurt het zeker enkele dagen en andere wolven zullen er ook meer dan een uur over doen om deze plek te vinden." Zei Roan terwijl hij terug in zijn menselijke vorm veranderde.

Angel sprong van de rugzak af om vervolgens mijn snuit te likken. Ik had niet meer de energie om terug te veranderen, dus bleef ik met de rugzak om op de grond liggen.

Oliver haalde een lantaarn uit zijn rugzak en verlichtte de cirkel. Mathias haalde een plastic bakje uit zijn rugzak en vulde deze met water uit een fles. Hij zette deze vervolgens voor mij neer. Dankbaar begon ik het water op te drinken. "Bedankt." Zei ik tegen hem. Hij lachte terwijl hijzelf ook water begon te drinken.

Ik kon het nog steeds niet bevatten. We waren vrij, niet langer opgesloten. "We zijn vrij kleine duivel." Zei ik tegen Angel terwijl ik haar een lik over haar kop gaf. Ze keek mij blij aan. "Het is je gelukt! Het is ons gelukt!" Zei ze beduusd. Ze rende naar Medeh toe. Die twee konden het blijkbaar goed vinden met elkaar.

"Wat gaan we nu doen?" Vroeg ik aan de groep. Ik had eigenlijk nergens om naar toe te gaan.

"Ik ga Mijn broer op zoeken, als hij nog leeft. Zijn mate zat ook bij de familie Visser vast, maar dat wist hij niet." Zei Mathias terwijl hij naar de hemel keek en genoot van het maanlicht.

"Ik ga op een zonnig terrasje zitten met een sterke koffie, kijkend naar de mensen die te druk bezig zijn met hun persoonlijke dingen. Raden wat hun verhalen zijn." Zuchtte Medeh.

Oliver ging naar het noorden. Zoekend naar de pack van zijn oom. Hij hoopte dat ze hem konden helpen om zijn mate te bevrijden.

"Alice en ik gaan op zoek naar mijn ouders!" Riep Angel. "Je mag sowieso bij de roedel komen wonen! Dan worden we echt familie." Zei Angel terwijl ze terug naar mij toe rende.

"Wat ga jij doen Roan?" Vroeg Medeh toen het even stil was. Hij was al die tijd al stil gebleven.
Gespannen keek hij voor zich uit.

"Hopelijk mag ik terug bij mijn roedel komen, na de gunst die ik mijn Alpha heb bezorgt."

The RunWhere stories live. Discover now