Hoofdstuk ~ 35

397 15 9
                                    

Het gepiep van een hart monitor liet mij niet langer in dromen land.
Een meisje met licht blauwe ziekenhuis kleding stond naast mij aan het bed.
Ik was te moe om overeind te komen.
Ik voelde mij niet goed.
"W-waar?" Maar meer geluid kwam er niet uit mijn mond.

"Je ligt op de intense of care van hst ziekenhuis. Je bent met spoed opgenomen."

Zei het meisje rustig terwijl ze de machines om mij heen aan het bedienen was.
Ik keek niet begrijpend naar de aparaten. Wat was er gebeurd?
Maar voordat ik meer kon vragen, doezelde ik weer verder in een onrustige slaap.

Mijn dromen waren donker. De beelden van mijn vader mengde zich met de beelden van Vince.
Steeds maar weet dat beeld van paniek, steeds maar weer dat geluid van zijn nek die het leven uit hem zoog.

Het leek uren te duren voordat ik weer opnieuw ontwaakte. Dit keer lag ik niet in de ziekenhuiskamer.
Ik was verbaasd. Waar was ik in hemelsnaam?

Toen viel het kwartje. Hij had me gevonden. Alpha Collins had me gevonden.

Ik begon zwaar te ademen.
"Nee. Nee!" Riep ik gepaniekeerd.
Ik keek angstig de schaars gedecoreerde kamer door. Licht viel door het raam wat bijna de hele linker wand bedekte, maar ik kon de buitenwereld niet zien door de grote grijze gordijnen die het licht grotendeels afschermde.

Een steek vulde mijn hoofd en ik moest mijn ogen sluiten. Ik kon het allemaal niet meer aan.

Plots hoorde ik voetstappen buiten de kamer. De deur werd geopend en een jonge vrouw keek mij kort aan voordat ze de deur weer dicht trok. Ik wist niet meer wat ik moest doen.
Ik strompelde onhandig het bed uit. Mijn ledenmaten bewogen zich moeizaam en ik voelde me zwaar.
De trainingsbroek en het shirt wat ik aan had bood mij maar weinig warmte.

Ik liep naar het raam toe en trok de gordijnen opzij.
Het gebouw waar ik me in bevond stond op een heuvel. De ochtend mist hing over de bergen en het bos.

Het uitzicht was oog verblindend, maar zo ook de hoogte waar ik vanaf moest springen.

Toen rook ik de geur.
Dennennaalden en rozen. De deurklink ging naar beneden.
Ik stond verstijft op mijn plaats.

"Ik zie dat het uitzicht je bevalt." Zei zijn dodelijke stem.

Langzaam draaide ik mijzelf om.
Daar stond hij. De man die zowel de persoon is die ik voor het leven wou ontlopen. Maar tegelijkertijd de persoon naar wie ik uit keek.

Mijn mate, de moordenaar van mijn familie. Het monster wat niks voor mij achter liet.

Mijn uitdrukking was een mix van verdriet, wanhoop, angst en woede.

Maar zijn blik was nog niet veranderd. Ik kon zijn gezicht enkel niet aflezen.
"Mooi dat het je bevalt."

Zei hij terwijl hij dichterbij stapte.
"Dit zal je vanaf nu elke dag zien."

Ik liep weg van het raam. Angstig drukte ik mijzelf tegen de muur terwijl ik het gevoel had dat mijn benen het elk moment konden begeven. Mijn ogen waren aan het gloeien en een traan liep langs mijn wang naar beneden.
Mijn ademhaling was snel en de paniek sloeg opnieuw toe op het moment dat Alpha Collins voor mij stond.
Zijn ogen verkleurde toen hij zijn hand op mijn heup legde. Ze gloede vuurrood.
Zijn andere hand veegde de traan van mijn gezicht.
Ik was aan het trillen. Ik keek hem angstig aan.
Abrupt trok hij mij van de muur af en duwde mijn trillende lichaam tegen zijn grote torso.

Zijn neus was in mijn nek gelegd en ik voelde hoe hij mijn geur op snoof.
Mijn wolf werd gek, maar ik had het gevoel alsof ik elk moment flauw kon vallen.

The RunWhere stories live. Discover now