Hoofdstuk 2

119 12 50
                                    

Jerinde lacht vrolijk als ze naar haar buurkinderen kijkt. De twee, een meisje en een jongen, zijn hun oudere broer aan het pesten. Die wil alleen maar een uiltje knappen in het zachte zonnetje, maar wordt elke keer gestoord door één van de twee. De kleine Lily zegt nu ondeugend: "Anton, je hebt wat op je neus," om dan genietend toe te kijken hoe hij brommend een mep op zijn eigen neus geeft.

Jerinde voelt de noodzaak om te helpen en zegt ietwat plagend: "Maar Anton, het is midden op de dag, waarom wil je nu slapen?"
Ze weet het antwoord best: het is zaterdag en dan is er standaard feest op het dorpsplein. Veel hebben ze niet, maar met wat ze hebben, maken ze er altijd iets heel gezelligs van.

Anton schiet overeind van zijn plekje bij het scheve muurtje, nu hij de volle omvang van zijn nederlaag tot zich door laat dringen. Zijn prachtige buurmeisje praat tegen hem terwijl tegelijk zijn broertje en zusje de draak met hem steken: over een afgang gesproken.
Ze zou hem alleen als stoer en sterk moeten zien, niet als een hulpeloze snotaap.

Hij schraapt zijn keel en hoopt dat ze zijn vlassige baardje ziet. Dat is een teken van volwassenheid, immers?
Met de typische kraakstem van iemand die net de baard in de keel heeft, vraagt hij hoopvol en subtiel van onderwerp wisselend - de omstandigheid waarin hij zich bevindt voor de gelegenheid negerend: "Kom je ook, vanavond?"

Jerinde wil haar hoofd al schudden. Ze heeft voldoende te doen en voelt zich te volwassen voor de jeugd en te jong voor de echte volwassenen. Het gevoel van tussen wal en schip vallen vindt ze niet altijd even fijn, maar toch zwicht ze als ze zijn hoopvolle blik ziet. Hij is bijna zes jaar jonger, maar zijn trouwe-hondenblik laat onmiskenbaar zien wat ze al vreesde.
Ze heeft het hart niet om hem af te wijzen en daardoor verzacht haar blik automatisch.
"Goed dan," geeft ze zuchtend toe. "Misschien willen Abel en Jozua ook mee," vervolgt ze hoopvol, de teleurgestelde blik in Antons ogen bewust ontwijkend.

Anton is niet blij als blijkt dat niet alleen haar oudere broer, maar ook diens aantrekkelijke vriend van de partij zullen zijn. Natuurlijk is Jozua veel geschikter voor Jerinde. Jozua werkt al op het land, terwijl hijzelf babysitter is voor de tweeling zodat zijn ouders kunnen werken.
Gelijk chagrijnig wil hij weer verdergaan met waar hij mee bezig was totdat hij zo bruut gestoord werd. Hij wordt rood tot aan zijn haarwortels als hij bedenkt wat die activiteit was.

Hij drentelt wat bij de plaats delict vandaan en bedenkt opeens iets. "Jerinde, heb je het al gehoord?" eist hij haar aandacht nogmaals op. "Familie Cohen gaat verhuizen."

Tot zijn tevredenheid ziet hij dat Jerinde hier nog niet van op de hoogte was en vertelt snel de rest van wat hij gehoord heeft.
"De prins wilde Anna grijpen. Gelukkig heeft de oudere prins geholpen, waardoor ze er zonder kleerscheuren vanaf zijn gekomen. Ze hebben de pacht voldaan, maar slaan nu op de vlucht."

Geschrokken heeft Jerinde naar zijn woorden geluisterd. Ze zegt bezorgd: "En hun hele hebben en houden moeten ze nu achterlaten: wat vreselijk voor ze. Bedankt voor het doorgeven Anton, ik ga er gelijk heen om te kijken of ik kan helpen."

Spijtig ziet Anton haar gaan, maar hij is blij dat het naar aanleiding van zijn boodschap is.

De puber kijkt om zich heen en zegt dreigend tegen de kinderen: "Ga spelen, of ik zal jullie!"
Gillend van het lachen stuiven ze beiden een andere kant op en Anton verzoent zich ermee dat hij ze zal moeten entertainen en daardoor zijn zuurverdiende slaapje mist.

Jerinde hoort ze gillen en spelen en glimlacht zacht voor zich uit. De lach is echter droevig.
Ze beseft beter dan Anton wat de prins aanricht in zijn prinsendom. Hij ontwricht hele families en maakt het onveilig om hier te wonen. Familie Cohen is echt niet het eerste gezin dat op stel en sprong vertrekt, al zijn zij wel het eerste gezin uit dít dorp.

Het zijn de armste gezinnen in de omtrek die het nu moeten ontgelden. Maar hoe lang tot de rest ook die grens bereikt? Zij heeft dan geen ouders meer, maar ze is samen met haar broer. Zowel zij als Abel zijn gezond en sterk en kunnen wel tegen een stootje.

Tijdens het overdenken is ze op de plaats van bestemming aangekomen. In het afgelegen en armoedige boerderijtje is al geen teken van leven meer en ze beseft dat ze nog maar net op tijd is. De kar voor het bouwval is volgeladen met zoveel spullen als hun magere paardje kan trekken. Bovenop troont hun jongste kind van acht jaar, maar hun twaalfjarige zoon moet wel al lopen, net zoals Anna en de ouders. 
Het is een mistroostig stelletje dat huis en haard moet verlaten - hoe weinig dat ook voorstelde - om ergens anders opnieuw te beginnen.

De boerin ziet Jerinde aan komen lopen en barst prompt in huilen uit. Haar man kijkt alleen maar uitgeput uit zijn ogen.
Woorden zijn overbodig en Jerinde knuffelt ze allemaal uitbundig. Zelf moet ze ook een traantje wegpinken als ze naar ze kijkt. Het dorp is klein genoeg om iedereen te kennen, maar zeggen dat ze vrienden zijn is overdreven. Toch gunt ze dit natuurlijk niemand en ze wil deze goede mensen een hart onder de riem steken, al is het alleen maar met haar aanwezigheid bij hun afscheid.

De vrouw drukt haar een laatste keer tegen haar boezem aan en daarna vertrekken ze echt. Hun schreden zijn nu echter fier en hun houding is recht. Hun pit is er weer en daardoor komen ze er wel. Dat moeten ze allemaal geloven.


De verloofde [onc2021]Where stories live. Discover now