Hoofdstuk 12

3.9K 320 124
                                    

Genesis had er geen moeite mee om de volgende dag vroeg op te staan en ze veerde overeind, zich nog nooit zo energiek gevoeld hebbend. Met tintelende ledematen, vlinders in haar buik en een uitzinnige grijns op haar gezicht kleedde ze zich aan. Veel had ze niet geslapen vannacht – maar wel veel gezoend.

Duvall had de tijd stilgezet tot hun lippen pijnlijk en opgezwollen hadden gevoeld en het onmogelijk was geworden om verder te gaan. Daarna hadden ze nog een tijdje in elkaars armen naar de hemel liggen staren, pratend over luchtige zaken, terwijl Duvall met haar haren had gespeeld. De witte pauwen waren – op een teken van Genesis – dichterbij gekomen en Duvall en zij hadden voorzichtig over hun pulserende veren gestreeld. Het was een onvergetelijk moment geworden en nu, terwijl ze zich aankleedde, kon Genesis aan niets anders meer denken.

Toen zichzelf bekeek in de spiegel schrok ze, verbaast over haar eigen spiegelbeeld. Het meisje dat haar aanstaarde, had rode wangen, flikkerende gouden ogen en als je heel goed keek, zag je dat haar lippen lichtjes gezwollen waren. Uiterst voorzichtig voelde Genesis aan haar mond en hoopte maar dat niemand het zou zien.

Ze vroeg zich af hoe ze straks op Duvall moest reageren, wetende dat het nieuws zich als een lopend vuurtje doorheen de school zou verspreiden als er iemand achter kwam. Ergens hoopte Genesis dat Duvall haar in het openbaar zou kussen of omarmen – zodat iedereen dat kon zien – maar een stemmetje in haar hoofd vertelde haar iets heel anders. Duvall was niet het type om die dingen te verkondigen en hij had de tijd ook met een reden stilgezet; om ervoor te zorgen dat niemand het zou merken.

Een beetje neerslachtiger dan net bond ze haar haren samen, en deed ze meteen daarna weer los – Duvall vond ze zo mooier. Toen Genesis zich omdraaide en de deur opende, werd ze besprongen door een wollige massa bont dat zich in haar mond en neus boorde.

Hoestend en vloekend struikelde ze achteruit en landde op haar bed, met de wolf bovenop haar. Lupens roze tong vond zijn weg over haar gezicht terwijl hij haar aflebberde alsof ze een vers stukje hertenbiefstuk was. Duvall, stootte hij uit. Ik ruik Duvall.

Met rode wangen probeerde Genesis hem van zich af te duwen, zich schamend voor zijn woorden én zijn gedrag. De wolf liet het er echter niet bij zitten en zette zijn nagels in haar kleren, zodat ze gedwongen was haar pogingen te staken.

Opgelaten keek ze op in zijn gouden ogen, die over haar heenglijden in een gebaar van onderzoeking. Ik ruik een vruchtbaar mannetje op je huid, zei de wolf in haar hoofd. Overal. Een dominante geur die éindelijk niet van Syren afkomstig is, maar van een volgroeide leider.

Lupen! Sputterde Genesis giechelend tegen. Je woordgebruik is nogal... dierlijk.

Lupen keek haar verbaast aan en beet in haar neus. Je bent dan ook een dier.

Nee!

Natuurlijk wel, zei de wolf, zijn klauwen nog iets harder in haar schouders zettend. Jullie geur is even dierlijk als de mijne. Duvall ruikt enorm dominant.

Hoe bedoel je?

Nou, ik kon zijn markeringen al vanop meters afstand ruiken. Die betekenen dat je van hem bent en niet van iemand anders.

Godallemachtig, Lupen, zei Genesis beschaamd. Het klinkt echt héél erg vreemd als je dit zo verteld. En ik moet toch niet denken dat Duvall als een dominant mannetje op me heeft gepist?

Keffend sprong Lupen van haar buik af en kroop naar de rand van het bed, trekkend met zijn grijze oren. Nee, maar het is duidelijk genoeg dat jullie vannacht iets gedaan hebben. Het hangt aan je als een oplichtend baken.

CLARA - De BegaafdenWhere stories live. Discover now