Hoofdstuk 31

3.6K 281 84
                                    


Duvall en zij vertrokken de volgende dag. Het had Genesis al haar wilskracht gekost om haar vrienden ervan te overtuigen dat alles goed zou komen en dat ze niet ongerust moesten zijn. Helaas was Aster nog het moeilijkste geval van allemaal.

Hij protesteerde hevig, probeerde met haar mee te kopen ondanks zijn verwondingen, en zei keer op keer dat het een slecht idee was. Genesis had hem graag bij zich gehad, maar ze wist dat het niet zomaar kon.

Aster was nog steeds verzwakt na de onrechtstreekse aanval op zijn Gave en ze had zichzelf voorgenomen dat ze voor hem zou zorgen, voor Solène. Als ze Aster mee zou laten komen, was er een grote kans dat ze die belofte niet kon nakomen.

Het was dan ook Duvall die de jongen dwong om niet mee te gaan. Hij praatte Aster – na lange tijd – om en wist hem ervan te overtuigen dat alles goed zou komen en dat ze niet gevangen genomen zouden worden.

Uiteindelijk had hij toegegeven en nu stonden ze samen voor de school. De zon kroop langzaam omhoog en zette de zwarte, onyxen tegels in een bloedrode gloed. De bomen ruisten in de wind, het gras in de uitgestrekte velden bolden op en zorgde voor een golvende zee van groen die dreigend op hen afkwam.

Het was stil.

Duvall had erop gestaan om vroeg te vertrekken zodat ze niet opgehouden zouden worden door leerlingen en docenten. Enkel de rector, raadsleden en officiers waren opgestaan om hen een goede reis te wensen, samen met Aster, die erop had gestaan om afscheid te nemen. Hij stond voor Genesis' neus en ze omarmde hem stevig. 'Het komt allemaal goed.'

'Kom veilig terug.' Aster trok zich een stukje terug om zijn grijze ogen in de hare te kunnen boren. 'Alsjeblieft.'

'Natuurlijk.' Genesis schonk hem een glimlach. 'Ik laat je niet zitten, dat weet je toch? Trouwens, ik moét terugkomen. Voor jou, voor Solène. Voor iedereen.'

'Vergeet dan maar niet dat je dat hebt gezegd,' mompelde Aster terwijl zijn hand onbewust naar de ketting om zijn hals gleed. Het juweel was afgesleten omdat hij het al zo vaak had aangeraakt, maar het was nog steeds prachtig om te zien en Genesis was opgelucht dat dit hem enigszins rust gaf, ook al was het niet de beste oplossing. Solène kwam dan wel nooit meer terug, ze zou altijd dicht bij hem zijn.

Met een weemoedige glimlach klopte ze hem op de arm en zei: 'Ik kom veilig terug, al is dat het laatste wat ik doe.'

Aster lachte en woelde door haar haren heen. 'Goed zo, kleintje.'

Ze schudde zuchtend haar hoofd en deed een stap achteruit, naar Nebula toe. De zilvergrijze merrie stond in stilte te wachten en brieste zachtjes, haast als het begin van een lach. Genesis was blij dat ze niet boos op haar was geworden omdat ze alweer zo weinig contact hadden gehad en had het paard daarom snel al het nieuws van de afgelopen dagen verteld tijdens het opzadelen.

Nebula, meteen tevredengesteld, gedroeg zich nu als een engel.

'Tot over - ,' Genesis blikte vragend naar Duvall en die haalde enkel zijn schouders op, ' – een paar weken, gok ik.'

Aster slikte. 'Ik zal op je wachten. Altijd.'

Met een steek in haar borst zwaaide Genesis haar benen in het zadel en nam plaats terwijl ze de leidsels van Nebula stevig omklemde in haar handen. Ze glimlachte naar de menigte en keek toe hoe Duvall soepel op Diabolo steeg en knikte naar de rector en zijn raadsleden. 'Tot weerziens, heren,' zei hij met vaste stem. 'En mogen de Oerwezens over u waken.'

'En over u,' antwoordde Kramux met een lichte hoofdbuiging.

Duvall knikte en draaide zijn paard. Hij wierp Genesis een korte blik toe en ze begreep de hint. Op hetzelfde moment lieten ze hun paarden steigeren en schoten ze ervandoor, de school en al het leed achter zich latend.

CLARA - De BegaafdenWhere stories live. Discover now