Hoofdstuk 29

4.1K 316 167
                                    

En hij kreeg gelijk.

Genesis hielp Duvall en de een deel van de wachters om de ziekenboeg te bezoeken en de verzwakte leerlingen en docenten te ondervragen. De meesten waren goed hersteld en beantwoorden hun vragen op een rustige toon.

Duvall, gedreven om antwoorden te krijgen, riep zijn Gave één voor één aan en toen hij zijn Watergave uitprobeerde, zakte hij meteen verzwakt in elkaar. Het was dus wel duidelijk dat die weg was genomen en nu begreep Genesis ook waarom Aster hetzelfde als haar geliefde had moeten doorstaan – hij was ook een Watermeester.

Na een grondig onderzoek en intense ondervragen, kwamen ze tot een besluit. De Watermeesters hadden hun Gave verloren. Dit betekende dat iemand de Oerdraak die het element water belichaamde was gevangengenomen en werd mishandeld of verwaarloosd.

'Watermeesters zijn belangrijk,' zei Duvall, eenmaal terug in de vergaderzaal. Hij had zijn ellenbogen op zijn knieën gezet en verstrengelde zijn vingers met zijn donkere haarlokken. 'Wat dus betekent dat die iemand vooral opzoek is naar Gaven die veel gebruikt worden, want zonder hen hebben we een steeds miniemere kans van slagen.'

'Maar,' bemoeide rector Kramux zich ermee, 'is dit niet even slecht voor onze vijand?'

Genesis en Duvall keken hem vragend aan en hij vervolgde: 'Als de vijand ervoor zorgt dat bepaalde Gaven afgeblokt worden, verhindert hij ook dat zijn eigen soldaten die kunnen gebruiken. Dat betekent dus dat hij ons niet enkel verzwakt, maar evengoed zichzelf.'

Daar had Genesis nog niet bij stilgestaan en ze fronste diep. Het was een slimme gedachte van Kramux en ze vroeg zich af waarom iemand in de naam van Terra zijn eigen leger hetzelfde zou aandoen, want daar werd niets mee gewonnen.

Het naar adem happen van Duvall deed haar opkijken. De Begaafde had zijn hoofd in zijn handen verborgen, zijn vingers klauwend in de zwarte lokken van zijn haar. 'Vervloekt,' siste hij. 'Vervloekte rotzak.'

'Heer?' Genesis' stem klonk zwakjes. 'Gaat het wel?'

Duvall klemde zijn handen zo hard tegen zijn hoofdhuid dat de knokkels bleek wegtrokken en zijn armen ervan gingen trillen. Het leek haast alsof hij op het punt stond om zijn eigen haar uit te rukken.

'Het is verdomme mijn schuld!' Duvall keek plots op, een dierlijke uitdrukking in het groen van zijn ogen. 'Mijn, mijn, mijn!'

'Heer...'

'En stop met me zo te noemen!' snauwde hij Genesis toe. 'Want ik ben jouw heer niet. Ik ben niet waardiger dan iemand in dit gebouw of op deze wereld. Dit alles is mijn schuld en ik zal het nooit meer kunnen rechtzetten. Snap je dat niet, Genesis? Ik ben de oorlog.'

Niemand verroerde zich.

'Ik ben de oorlog,' herhaalde Duvall furieus. 'Als ik er niet was geweest, was ook de oorlog er niet geweest. Als ik vroeger die ene, cruciale fout niet had gemaakt, was dit alles enkel een onwaarheid gebleven. Ik ben vervloekt, Genesis. Alles wat in mijn buurt komt sterft of moet verschrikkelijke dingen doorstaan. De dood zit verweven in mijn gedachten, de schaduwen van duisternis knagen aan mijn merg, onheil is wat ik uitadem.'

Genesis rilde en sloeg haar armen rond haar lijf. 'Duvall, dit moet je niet zeggen,' fluisterde ze, zo zacht dat het nauwelijks hoorbaar was. 'Kwel jezelf niet zo.'

Hij keek haar aan, en glimlachte. 'Mezelf kwellen is alles wat ik doe.'

Iets aan de blik in zijn ogen, de houding van zijn schouders, de uitdrukking op zijn gezicht deden Genesis verstarren en ze voelde dat ze verkilde tot op het bot. Ze had altijd geweten dat hij het moeilijk had gehad, dat er een reden waarom hij zo deed, en ze had ook gedacht dat hij zich schuldig voelde over iets uit het verleden, maar dit had ze niet verwacht. Nog nooit eerder had ze zoveel pijn in zijn ogen gezien. En het maakte haar onmogelijk triest.

CLARA - De BegaafdenWhere stories live. Discover now