Hoofdstuk 30

4K 277 158
                                    


Pax ontwaakte.

Hij voelde zachte grassprieten onder zijn rug en zonnestralen op zijn gezicht. Zijn hele lichaam voelde stijf aan, ondanks de hitte van de zon boven zijn hoofd. Blaadjes ruisten in de wind, het zachte gebries van paarden bereikte zijn oren. Hij opende een oog en keek recht op een fluweelzachte snuit.

Knipperend met zijn ogen werkte hij zich overeind en duwde de witte merrie opzij, die zacht brommend achteruit stapte. Verward keek Pax langs haar heen en zag Silvan zitten. Hij zat op een grote steen en sleep een dolk aan het ruwe oppervlak, zich er duidelijk niet van bewust dat Pax wakker was.

Pax kwam moeizaam overeind en ademde diep in. Het deed pijn. De zuurstof waarnaar hij snakte, gleed als zuur door zijn keel en prikte in zijn door de rook aangetaste longen. Hij moest de neiging onderdrukken om niet te gaan hoesten en nam even de tijd om zichzelf weer bij elkaar te rapen, om de controle over zijn lichaam weer terug te krijgen.

Stapje voor stapje schuifelde hij naar Silvan toe, die nog steeds rustig zijn mes zat te slijpen. Het scherpe geluid van metaal op steen siste in Pax' oren.

Eenmaal hij zijn vriend had bereikt, bleef hij even staan vooraleer hij zijn keel schraapte. 'Bedankt.'

Silvan keek niet op. 'Waarvoor?'

'Dat je me hebt gered.' Pax haalde een hand door zijn haar. 'Toen ik flauwviel.'

'Ik ben boos op je,' antwoordde Silvan enkel en hij sloeg zijn ogen neer om zich verder op zijn werk te controleren.

Pax staarde hem verbijsterd aan. 'Wat? Waarom?' Zijn stem klonk hoog. 'Wat heb ik nu weer fout gedaan?'

'Niets,' zei Silvan zacht. 'Nou ja, jij denkt waarschijnlijk van niet.'

'Wat deed ik dan?'

'Je bracht jezelf onnodig in gevaar.' Silvans schouders verstrakten terwijl hij steeds harder de steen over het mes gleed. 'Ik had bij je moeten blijven, om je te helpen. Je stuurde me weg en liet me doodsbenauwd alleen. Ik dacht dat je dood was, Pax. Dat dacht ik echt.'

'Ik ga niet zomaar dood,' zei Pax met dikke keel. Hij knielde voor Silvan neer, zodat ze op gelijke hoogste kwamen te zitten, en keek hem diep in de ogen. De barnsteenkleurige irissen van Silvan stonden donker. 'Je kent me toch?'

'Soms, Pax,' zei hij zacht, 'soms denk ik dat ik helemaal niets van je weet.'

Pax beet op zijn lip. Silvan had gelijk. Hij had hem weken voorgelogen door zijn Gaven niet te vertonen, maar dat was nooit zijn bedoeling geweest. Als hij had geweten dat Silvan hem ook mét zou accepteren, zou hij het hem eerder verteld hebben. Hij was gewoon bang geweest. Bang om hem te verliezen.

'We hebben nog tijd,' wist hij uiteindelijk uit te stoten. 'We hebben alle tijd.'

Silvan keek op en kneep zijn gouden ogen tot spleetjes. 'Natuurlijk hebben we de eeuwigheid niet, Pax. We zijn geen elfen. Wij zijn enkel mensen.'

'Dat betekent niet dat we elkaar niet kunnen leren kennen,' protesteerde hij. Silvan lachte zacht. 'Wie zegt dat we het zelfs overleven hier, in het Heemsterwoud? Dit is een hel, Pax. Dit is een vleesgeworden nachtmerrie.'

Pax onderdrukte een rilling. 'We komen erdoorheen, dat beloof ik je.'

Silvan glimlachte. 'Ik geloof je op je woord en daden, maar ik geloof niet in voorspoed en lot, enkel in eigen kracht. Als wij niet hard genoeg vechten, zullen we het niet halen. Goden of andere wezens kunnen ons hierbij niet helpen.'

'En dat hoeft ook niet.' Pax keek hem streng aan. 'We hebben elkaar en doen dit samen, dat is wat ik zeker weet.'

'Een mooie gedachte.' Silvan stak de dolk weer in de schede en rekte zijn pezige lijf uit. Hij kwam langzaam overeind, zijn hemd verblindend wit in het zonlicht. 'We moesten maar eens gaan. Het is nog maar een uur rijden voor we de uitlopers van het Heemsterwoud bereiken.'

CLARA - De BegaafdenWhere stories live. Discover now