Hoofdstuk 15

3.7K 336 200
                                    

'Dat vertel ik je niet,' piepte Genesis. Haar stem klonk bang, als van een jong vogeltje, en haar ogen waren groot als schoteltjes. Ze wist dat de man die voor haar stond de Opper-Daemon was, maar ze kon niet geloven dat hij zó ongelofelijk hard op Duvall leek. Dit moest een illusie zien, dat kon niet anders.

'Dit is een illusie,' fluisterde ze. 'Jíj bent een illusie. Laat je ware ik zien.'

De Daemon trok een donkere wenkbrauw op, en opnieuw was de gelijkenis met haar geliefde Begaafde treffend. Alles was hetzelfde aan hem – van zijn rechte neus tot zijn slanke, maar toch gespierde gestalte. Er was maar één, piepklein verschil en dat was de kleur van hun ogen. Waar Duvall smaragdgroene kijkers droeg, was de kleur van deze man zilvergrijs als van de maan. Het zou een mooie tint kunnen zijn, als je de donkere haat en woede erin niet meerekende.

'Denk je écht dat dít,' hij wees op zijn lichaam, 'een illusie is?'

'Ja!' Genesis knipperde een paar keer met haar ogen en keek hem fel aan. 'Dat wéét ik. Je bent een Illusiemeester, dus er is een grote kans dat dit nog steeds je echte vorm niet is. Je wilt me gewoon misleiden.'

Maar de Daemon schudde al zuchtend zijn hoofd en streelde met een hand langs zijn kaak. Zijn zilveren ogen gleden naar haar toe en hielden haar gevangen, zodat het onmogelijk werd om weg te kijken. Genesis staarde hem aan. 'Je vindt het moeilijk, hè?' vroeg hij met een vriendelijke glimlach. 'Je kan niet geloven dat ik zo hard op mijn broer lijk, is het niet?'

Ze wilde nee zeggen, maar er kwam geen geluid over haar lippen.

Dat was genoeg voor de Daemon om door te gaan. 'Je kan niet begrijpen dat ik er hetzelfde uitzie. En dat is begrijpelijk, lieve meid. Ik kan er ook niet aan doen dat ík de knapste broer ben geworden. Duvall was altijd de galante held, de oudste en de dapperste terwijl ik in zijn schaduw moest leven, maar daar kwam verandering in en nu ben ik de broer waar mensen naar opkijken.'

'Ze walgen van je,' fluisterde Genesis.

De Daemon kwam nog dichterbij, zodat ze de zwarte spikkeltjes in zijn ogen kon tellen. 'We zijn een tweeling,' mompelde hij nauwelijks hoorbaar. 'En tweelingen zijn een vloek.'

Dat was waar. Tweelingen werden door de Terranen als een teken van onheil beschouwd omdat hun gelijkenissen niets goeds met zich meebrachten. Alles wat hetzelfde was, was gevaarlijk. Het was tegen de natuur en moest vernietigd worden, koste wat het kost. Als tweelingen werden geboren, werden ze meestal omgebracht of, als de ouders bleven protesteren, mochten ze één kind houden terwijl het andere uitgeschakeld werd. Helaas accepteerde de bevolking het overgebleven gebroed nooit of met heel veel moeite, waardoor het dan ook deed waarvoor het gemaakt was – moorden en onheil scheppen.

'Jij bént de vloek,' siste Genesis. 'Duvall is goed.'

'Denk je dat?' De Opper-Daemon trok een wenkbrauw op. 'Heb je je nooit afgevraagd waarom de mensen mijn broer Duvall zijn gaan noemen – wat afgeleid is van duivel? Is die gedachte, die vraag, nooit door je hoofd geschoten?'

Eigenlijk wel. Heel vaak zelf. Genesis wilde het antwoord weten, maar ze was bang voor wat ze te horen zou krijgen, dus ze schudde snel haar hoofd. 'Nee, nooit.'

'Dan vertel ik het je nu,' grijnsde hij en haar schoenen leken wel met lood gevuld. De Opper-Daemon raakte een paar messen rond zijn middel aan, bevestigd aan een leren riem, en boog zich samenzweerderig naar haar toe. 'Er waren eens twee jongens,' begon hij zacht. 'Twee broers. Ze waren de beste vrienden en droegen de namen Casellyn en Griffin.'

Genesis keek hem ademloos aan. 'En wie is wie?' Haar stem was niet meer dan het ruisen van de wind tussen de bomen, verstrengeld met de takken in een eindeloze dans met de bladeren. Hij boog zich naar haar toe, zijn lippen raakten de hare bijna. 'De knapste heette Griffin,' mompelde hij, zijn adem heet op haar huid. 'De oudste werd Casellyn genoemd.'

CLARA - De Begaafdenحيث تعيش القصص. اكتشف الآن