Hoofdstuk 37

3.2K 262 53
                                    

Het regende.

Hij kon de druppels horen kletteren op het rieten dak van de hut waarin hij lag. Zijn lichaam voelde loom, slaperig, zwak. Iets in zijn gedachten voelde aan als stroop, traag en dik. Zijn mond was droog en zijn lippen gebarsten. Zijn tong lag opgerold en voelde aan als schuurpapier.

Zijn lichaam was dood, een standbeeld, stilstaand in het moment. De tijd was blijven haken. De klok was gestopt met tikken.

Hij kreunde, opende een dichtgeplakt oog. Zijn lippen voelden aan als blokken beton toen hij Silvans naam wilde uitspreken. Het lukte niet.

Heel langzaam spande en ontspande Pax zijn handen en strekte hij zijn vingers. Hij moest alles op een rijtje zetten en eerst denken voor iets te doen. Hij wilde weten wie hem gevangen had genomen en waarom. En hij moest erachter zien te komen waar Silvan was.

Pax opende zijn ogen nu wel en liet zijn blik over het rieten dak boven zijn hoofd glijden. De hut was schamel en bouwvallig. De muren stonden vol met krassen, barsten en donkere vlekken waarvan hij de afkomst niet wilde weten.

Voorzichtig draaide hij zijn hoofd en kneep zijn ogen tot spleetjes. Voor een hut was het hier nog opvallend groot, want hij zag dat er twee deuren waren die naar andere kamers leiden. In de rechterkamer klonk gestommel en Pax bewoog onrustig.

Hij wilde overeind komen toen er voetstappen klonken, maar besefte plots dat zijn polsen aan het bed waren vastgebonden en hij geen vin kon verroeren. Hij vloekte binnensmonds.

Met bonzend hart wachtte hij af tot de deur openging en er een kleine gestalte in de deuropening verscheen. Verrast tuurde hij in de halve duisternis. 'Wie...?' Zijn stem klonk schurend en hees, onvast.

De schim kwam walgend dichterbij. Toen hij in het zonlicht stapte, hapte Pax verbijsterd naar adem. De verschraalde, verrimpelde huid van de stokoude vrouw was lichtbruin en ze had ouderdomsvlekken op haar handen en wangen. Haar vaalwitte haren hingen rond haar gezicht en haar bleke ogen stonden verward en wazig, net alsof ze niet helemaal van deze wereld was.

Ondanks de vodden die ze droeg, zag Pax dat ze ooit een prachtige vrouw geweest moest zijn. Haar gelaatstrekken waren scherp, met een krachtige kin en flitsende ogen, en haar ledematen waren pezig en slank. Ze boog zich over hem heen. 'Je bent wakker.'

Het was geen vraag.

'Maak me los.'

De vrouw trok een grijze wenkbrauw op. 'Zodat je me kan aanvallen?'

Pax siste tussen zijn tanden door. 'Misschien.'

Ze lachte, kakelend en te luid. 'Je kan niet tegen mij op, ventje.'

Pax kneep zijn vingers samen en voelde nagels in zijn huid. 'Dat zullen we nog wel eens zien. Laat me los. Ik kan het altijd proberen.'

De vrouw schudde zuchtend haar hoofd en de armbanden rond haar magere polsen rinkelden. 'Spaar je krachten, jongetje. Ik heb nog plannen met je.'

Pax' ogen werden groot als schoteltjes en hij hapte naar adem, niet wetend of hij bang of nieuwsgierig moest zijn. Zijn stem trilde toen hij zei: 'Welke plannen? U kunt me niet zomaar gebruiken. Ik... ik moet opzoek naar Fae. En waar is mijn vriend, Silvan?'

Zijn stem klonk gejaagd en aan de scherpe blik in haar ogen zag hij dat ze wist hoe bang hij werkelijk was. Ze grijnsde haar gele, afgebrokkelde tanden bloot. 'Ik bén Fae.'

Pax viel stil. Natuurlijk. Natuurlijk was zij de vrouw die hij zocht. Ze voldeed aan de beschrijvingen. Hij slikte zijn vragen in en staarde haar een lange tijd aan, zwijgend, zijn ogen over haar lichaam heen flitsend zonder echt iets te zien. 'Waarom sloeg u me buiten westen?' vroeg hij uiteindelijk maar.

CLARA - De BegaafdenWhere stories live. Discover now