Hoofdstuk 27

3.5K 297 72
                                    

Duvall bleef de rest van de dag, en de dag daarop, stabiel. Zijn toestand verslechterde niet – wat Genesis enigszins rust gaf – maar het probleem was dat hij ook niet verbeterde. Om het kort te beschrijven, lag hij maar gewoon doodstil op zijn bed, de ogen wijd open en knipperde hij om de zoveel tijd eens, alsof dat het enige was dat hij nog kon.

Genesis was bij hem en Aster gebleven. Na de droom die ze had gehad over Griffin, dwaalde ze rusteloos door de gangen en bezocht ze de jongens om de beurten. Het was dan ook toen ze knikkebollend naast Duvalls bed zat en bijna in slaap viel, dat ze het hoorde.

Een zacht gekerm, gemompel en een diepe zucht.

Met een ruk tilde ze haar hoofd op en keek naar Duvall, die zich een stukje had opgericht en haar een verwarde blik toe wierp, zijn ogen glazig. 'Genesis...?'

Ze legde een vinger op zijn lippen, ondertussen de slaap uit haar ogen knipperend. 'Ja, ik ben er. Het komt allemaal in orde.'

Ze hoorde dit niet tegen hem te zeggen. Dit waren woorden die hij, heer Duvall, tegen haar zou moeten zeggen. Hij zou sterk moeten zijn als zij zwak was, maar op dit moment waren de rollen omgekeerd en moest zij hem verzorgen, zich over hem ontfermen.

Hij wilde iets zeggen, maar ze gaf hem daar de kans niet toe en kroop naast hem op het bed. Het matras zakte lichtjes in terwijl ze zich neerlegde en tegen hem aankroop, de hitte van zijn lichaam voelend op haar huid als de stralen van de zon. 'Rustig.'

'Genesis, ik... Wat is er gebeurd?'

Genesis schudde enkel haar hoofd. 'Ik weet het niet, echt niet. We zoeken het al twee dagen uit, maar we zijn het spoor bijster.'

'Er zit pijn in mijn lichaam en mijn botten zijn vervloekt, Genesis,' fluisterde Duvall zacht. Geschrokken keek ze hem aan, zoekend naar iets van hoop in het mosgroen van zijn ogen, maar wat ze zag, was enkel een kwelling. 'Mijn Gaven voelen ver weg, alsof ik mijn hand uitstrek, maar louter lucht raak, ook al voelen ze tegelijk enorm dichtbij.'

'Kan het daar mee te maken hebben?' vroeg Genesis ademloos en ze begon de puzzelstukjes in haar hoofd opnieuw te schikken. 'Heeft het te maken met je Gaven? Kan het zijn omdat je een Tijdmeester bent en dat van de tijd stilzetten op je lichaam uiteindelijk toch zijn tol begint te eisen?'

Hij draaide zijn hoofd naar haar toe. De donkerbruine vlekjes in zijn ogen glansden goud in het zonlicht dat naar binnen stroomde. Zijn mond had zich in een barse glimlach weten te vertrekken. 'Dat zou goed zijn hè?' fluisterde hij, zijn stem scherp en giftig als de beet van een slang. 'Want dat zou betekenen dat mijn broer waarschijnlijk hetzelfde doormaakt.'

Genesis staarde hem aan.

'Dat zou kunnen duiden op het feit dat ook hij zijn Tijdgave niet meer kan gebruiken om zijn veroudering stil te zetten,' ging Duvall door, zonder haar de kans te geven een woord te reppen. 'Zo zouden wij allebei oud worden en uiteindelijk sterven. Dan, Genesis, is de oorlog eindelijk voorbij.'

Zijn woorden raakten haar als een mokerslag en even kon ze niets anders dan naar hem staren, naar het groene gebladerte in zijn bik, naar de rechte vorm van zijn neus en de bittere trek om zijn volle lippen. Even kon ze niet meer ademen, even kon ze enkel luisteren naar de slepende stilte in het hart van hun wezen.

Uiteindelijk kwam ze bij zinnen. Er had zich een kokende verontwaardiging in haar aderen gevormd. 'Nee!' Het kwam er scherp uit, nog scherper dan zijn stem had geklonken. 'Nee, Duvall. Waag het niet om dat ooit nog te zeggen.'

Duvall glimlachte enkel, een zwakke trilling van de lippen. 'Waarom zou ik de waarheid ontkennen?' vroeg hij, ook al klonk het niet als een vraag. 'Waarom zou ik het feit negeren dat als ik en mijn broer niet geboren waren, dit alles niet was gebeurd?'

CLARA - De BegaafdenWhere stories live. Discover now