Deel 1

3.5K 63 0
                                    

Het liep tegen het einde van de middag en we zaten nog even met z’n tweeën de zaak door te spreken die we net hadden afgerond. 'Een drievoudige moordenaar en je zou er bijna medeleven mee krijgen’, zei ik. 'Nou, dat is dan voor het eerst dat jij wat voelt voor een verslaafde’, zei mijn partner, Floris Wolfs. Ik zag dat hij mij aankeek met een verbaasde blik, wat ik wel kon begrijpen. Nooit had ik ook maar enigszins medelijden of andere gevoelens getoond wanneer we weer eens te maken hadden met een of andere junk. Er kwam iets in me op en ik twijfelde of ik het zal zeggen. 'Nou, dat is niet waar’, begon ik terwijl ik hem strak aankeek. 'Ik ken een hele fijne vent die niet van zijn whisky af kan blijven’. Ik keek hem nog even aan en besloot vervolgens weg te lopen. Het was wel weer genoeg voor vandaag, dacht ik, en pakte mijn jas van de kapstok. Snel keek ik nog even achterom om te kijken of hij mee kwam, maar ik zag dat hij nog zat waar ik hem achtergelaten had. Hij had een lach op zijn gezicht en zijn ogen stonden vol ongeloof terwijl hij naar me keek. Ik voelde mijn wangen warm worden en keek snel naar beneden om vervolgens naar de auto te lopen.

Eenmaal in de auto begon ik me af te vragen of ik het wel had moeten zeggen. Het was natuurlijk overduidelijk dat ik hem bedoelde met 'die fijne vent', maar ik wist niet zo goed wat ik nu moest doen. Straks had ik alles verpest tussen ons. Ik schrok op uit mijn gedachten toen ik de deur aan de passagierskant van de auto hoorde opengaan. Daar was hij dan, in zijn mooie donkerblauwe pak, passend bij die prachtige ogen van hem. 'Daar ben je eindelijk', zei ik terwijl hij in de auto stapte. 'Als het nog lang geduurd had, dan had je kunnen lopen'.'Alsof jij mij dat ooit aan zou doen, Eva van Dongen', grapte hij en we keken elkaar lachend aan. Ik startte de auto en we reden rustig weg van de parkeerplaats van het bureau. Drie straten van huis verwijderd stonden we stil voor een rood stoplicht. Het was druk en zoals het ernaar uitzag, stonden we hier nog wel even te wachten. Een diepe zucht ontsnapte me en ik hoorde gegrinnik naast me. 'Wat?', zei ik tegen hem om mijn frustratie te laten blijken. Hij keek me lachend aan, maar werd serieus toen hij mijn boze blik zag. Met zijn ogen hield hij mijn blik gevangen. 'Ik ken een hele lieve, prachtige vrouw die niet tegen haar geduld kan', antwoordde hij. Ik voelde mijn wangen rood worden en wist niet zo goed wat ik moest doen. Natuurlijk had ik door dat hij mijn opmerking over hem op deze manier terugspeelde. Alleen wist ik daardoor niet of hij het echt meende.

Mijn Verleden, Onze Toekomst (Flikken Maastricht)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu