Deel 21

1.3K 49 2
                                    

Ik hoor Wolfs thuis komen en ga gelijk mijn bed uit. Voorzichtig loop ik de trap af en probeer me te herinneren wat ik ook al weer wilde zeggen. Ik had een heel stuk voorbereid om tegen hem te zeggen, maar nu ben ik het weer vergeten. Dat komt vast door de zenuwen. Ik hoop dat hij het me wil vergeven als ik hem mijn excuses aan bied, maar ik ben bang dat het niet meer goed komt. Verschrikkelijk vind ik dat ik dit niet in eigen hand heb. Er hangt ook veel van hem af. Is hij bereid om mijn excuses te aanvaarden en me te vergeven, of geeft hij het op en wil hij ons niet nog een kans geven. Misschien heeft hij zelf ook wel spijt van de dingen de hij gezegd heeft. Ik weet het niet en dat vind ik echt helemaal niks. Ik nader het einde van de trap en dwing mezelf rustig te blijven. Het heeft geen zin om nu weer ruzie te gaan maken. 

'Eva', is het eerste wat Wolfs zegt zodra hij mij door heeft. Ik kijk hem verwachtingsvol aan. 'Waar was je ineens vanmiddag? Mechels vertelde dat je je ziek had gemeld?', vraagt hij en ik zie de bezorgdheid weer in zijn ogen. Ik knik. Als ik nu zeg dat ik me weer misselijk voelde, begint hij vast weer over dat ik naar de dokter moet. Maar als ik nu tegen hem ga liegen, dan krijgen we daar vast ook weer ruzie over. Niet te vergeten dat hij het altijd direct door heeft wanneer ik lieg. Wolfs weet me te verbazen door genoegen te nemen met mijn knikje en draait zich om. Hij loopt naar de keuken en trekt wat pannen en ingrediënten voor het eten tevoorschijn. 'Wolfs', begin ik aarzelend. Hij zucht en draait zich weer naar me toe. 'Het... Het spijt me', weet ik met moeite uit te brengen. Langzaam komt hij naar me toelopen en neemt plaats aan tafel tegenover mij. Kort kijkt hij mij aan en hij pakt mijn hand vast. 'Ik weet het. Het spijt mij ook', zegt hij oprecht. Ik slaak een zucht en knijp zachtjes in zijn hand. 'Je hebt gelijk. Misschien moet ik maar naar de dokter gaan. Ik ben alleen te koppig en eigenlijk heb ik het niet zo op dokters' Hij verbaasd me door te gaan lachen. Onderzoekend kijk ik hem aan. Alsof hij de vraag in mijn ogen kan lezen geeft hij antwoord. 'Zo'n vermoeden had ik al', zegt hij en ik voel mijn wangen een beetje rood worden. Hoe kan het ook anders. Hij heeft altijd door wat er aan de hand is. Alsof hij dwars door me heen kan kijken en kan zien wat er in mijn hoofd omgaat. Voorzichtig glimlach ik naar hem. Hij staat op en komt naar mijn kant van de tafel gelopen. 'Kom hier, gek' Zijn armen houdt hij wijd voor mij open en die kans laat ik niet schieten. Ik vlieg in zijn armen en daar komen de tranen weer. Ik verberg mijn hoofd in zijn schouder en hij streelt zachtjes door mijn haar. 'Het is al goed', fluistert hij in mijn oor. We blijven nog een tijdje zo staan totdat mijn oog valt op een tasje op het aanrecht. 

'Wat is dat?', vraag ik nieuwsgierig. Hij maakt zich van me los en volgt mijn blik. 'Oh, dat. Eef, wordt alsjeblieft niet boos, maar ik dacht als jij niet naar de dokter wil, moeten we maar een hulpmiddel naar hier halen', zegt hij voorzichtig. Niet begrijpend kijk ik hem aan. 'Wat is het?', vraag ik hem nogmaals. Ik maak me helemaal van hem los en loop naar het aanrecht om het tasje te pakken. Ik zie hoe Wolfs mij nou lettend in de gaten houdt. Hij zet een paar passen in mijn richting maar blijft dan staan. Zijn ogen houden mij nog steeds voortdurend in de gaten. Ik pak het tasje op en maak het open. Zo op het eerste gezicht kan ik niet goed zien wat erin zit. Ik steek mijn hand in het tasje om het eruit te pakken. Ik draai me nog even om naar Wolfs en kijk dan naar wat ik in mijn handen heb. Vol verbazing sta ik naar het doosje te kijken. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik weet zelfs niet wat ik moet denken. Wolfs komt voorzichtig op me afgelopen. 'Eef', brengt hij aarzelend uit. Mijn hoofd draai ik opzij en kijk hem aan. Onze ogen vinden elkaar en even ben ik helemaal van de wereld. 'Eva', zegt hij nog een keer en ik voel dat het besef tot me door dringt. 'Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar de symptomen zijn er. Ik dacht, je kan het altijd proberen en als dat het is dan weten we meteen waar de misselijkheid en vermoeidheid vandaan komen. Is het dat niet, dan zou ik graag willen dat je alsnog naar een dokter gaat' Geboeid kijk ik hem aan en knik voorzichtig. 'Nu?', vraag ik onzeker. Ik ben bang en ik durf niet, maar ik weet dat het moet. Hij knikt. 'Nu' Ik maak mijn ogen van hem los en richt mijn ogen opnieuw op het doosje in mijn handen. Ik probeer mezelf te kalmeren door een paar keer diep adem te halen en besluit dan dat ik het maar gewoon moet doen. Ik klem het doosje stevig in mijn handen en loop naar de wc, Wolfs gespannen achterlatend. Het is tijd voor het moment van de waarheid. Tijd voor een zwangerschapstest.

Mijn Verleden, Onze Toekomst (Flikken Maastricht)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu