Hoofdstuk 24

171 14 4
                                    

POV Alyce

Het liefst kwam ik mijn ouders nooit meer onder ogen. Het liefst bleef ik hier boven, in Javen zijn kamer. Ik schaamde me niet voor mijn vriendschap met Javen, dat nooit, maar de hele situatie was vreselijk ongemakkelijk.

Alleen ooit moest ik de kamer weer verlaten. Javen ging er veel gemakkelijker mee om dan ik en haalde me zo over om de kamer te verlaten voor het ontbijt. Het ontbijt waar we onze ouders onder ogen moesten komen.

Ik liep achter Javen aan, met mijn slippers, lange slaapjoggingbroek, dunne shirt en zijn vest er overheen. Alles behalve gemakkelijk. Het enige wat ik nog had om mezelf enigszins te fatsoeneren was het elastiekje die nog om mijn pols had gezeten van de vorige avond. Daarmee had ik mijn haren, die alle kanten op stonden, in een knot naar achteren gebonden.

Javen had zich ook nog niet omgekleed in zijn normale kleding, uit solidariteit richting mij had hij me gezegd. Lachend had ik toegegeven dat ik me daar toch wel iets prettiger door voelde.

Nu liepen we door de woonkamer, richting de schuifdeur die toegang bood tot de veranda. Javen schoof de deur open en liet mij voor naar buiten. De warmte sloeg me in mijn gezicht. De airco had ervoor gezorgd dat ik nog niet had gevoeld hoe broeierig warm het was vandaag.

Onze ouders en Haley keken ons direct aan. Ze waren allemaal al begonnen aan het ontbijt en er waren twee stoelen vrijgehouden voor ons naast Bratt. Zo hoefde ik in ieder geval niet rechtstreeks naar Javen's vader te kijken.

Haley grijnsde groot toen ik voor haar ging zitten, terwijl ik Javen verdoemde tot de plek naast zijn vader en voor mijn moeder.

'Dus...' begon Javen, licht ongemakkelijk. Ik moest moeite doen om de opkomende lach te onderdrukken. 'Haley, mag ik de boter?'

Ik wist niet wat het was. Misschien de ongemakkelijke sfeer die zo dik was dat ik er niet uit kon komen. Misschien hoe Javen en ik er nu uitzagen. Misschien de nieuwsgierige blikken van onze ouders, die duidelijk vroegen om een uitleg. Maar ik lachte. Ik kon het gewoon niet onderdrukken. Ik lachte hardop, terwijl Haley me met een gekke blik aankeek en haar broer de boter overhandigde. Mijn lach werkte blijkbaar aanstekelijk, want het volgende moment zag ik bij mijn ouders een geamuseerde glimlach op hun gezicht.

'Wat gaan jullie vandaag doen?' vroeg Bratt ons vriendelijk.

Ik wierp Javen een blik.

'Dat hebben we nog niet besloten,' antwoordde Javen zijn vader. 'We zijn net wakker.' De grijns op zijn gezicht toen hij die woorden toevoegde ontging me niet.

Ik gaf hem een por onder tafel. Hij reageerde daar feller op dan ik verwachtte en zijn knie sloeg tegen de onderkant van de tafel aan, waarna onze ouders ons weer met een verwarde blik aankeken. Opnieuw onderdrukte ik een lach en ik focuste me op mijn ontbijt.

'Alyce.' Mijn moeder zette haar mok thee neer en keek me moeilijk aan. 'Je vrienden hebben gebeld, meerdere keren vanochtend. Ik denk dat het een goed idee is als jullie uitspreken wat er is gebeurd.'

Ik verstijfde.

Mijn vader sprong haar bij. 'We begrijpen als het te vroeg is,' zei hij meteen. 'We begrijpen het dat je boos bent op je vrienden. We vinden het gewoon lastig. Zij zijn je vrienden. We willen gewoon niet dat je je alleen voelt.'

'Ik voel me niet alleen,' zei ik zacht. Mijn stem kraakte en ik kuchte zacht om het te maskeren. 'En ik ben niet boos op ze.' Javen zocht mijn blik, maar ik keek van hem weg. Ik keek naar het pad die ons naar de zee zou leiden. De plek waar ik vrij kon zijn. Waar mijn gedachtes tot rust kwamen.

Mijn moeder knikte. 'Ik wilde niet op je telefoon kijken, maar ik moest het geluid uitzetten want je vader en ik werden er gek van. Ze hadden een berichtje gestuurd dat ze vandaag langs zullen komen.'

Mijn hoofd vloog omhoog. 'Wát?' Woede kookte.

Mam reikte naar me toe met haar hand. 'Ik dacht dat je zei dat je niet boos op hen bent? Is het niet goed dat ze langskomen, zodat je met hen kan praten?'

Natuurlijk was het goed als ze langskwamen. Natuurlijk moesten we het uitpraten, want zij waren mijn enige vrienden in Nederland. Daarbij hield ik van hen, alleen er was zo veel gebeurd. Ze hadden niet zomaar mogen besluiten dat ze langs wilden komen, zonder dat met mij te overleggen.

'In dat geval moet ik me gaan klaarmaken,' zei ik zacht, terwijl ik mijn stoel naar achteren schoof en opstond. 'Bedankt voor het ontbijt Bratt.' Ik knikte hem toe.

Hij keek me aan met enkel vriendelijkheid. 'Graag gedaan. Je bent hier altijd welkom Alyce,' zei hij.

Ik wist niet waaraan ik die vriendelijkheid verdiende. Zeker niet toen mijn ogen kort over Javen's gezicht gleden en ik de pijn in zijn ogen zag. Ik draaide me om, sloeg mijn armen over elkaar en liep van de veranda af, terug naar ons huisje.

'Alyce!' Zijn stem hield me tegen. De emotie hield me tegen.

Ik draaide me om en Javen kwam naar me toe gelopen. Hij kwam dichterbij en stopte pas toen hij vlak voor me stond. Hij hief zijn hand en even dacht ik dat hij de mijne vast zou pakken, maar meteen liet hij zijn hand weer vallen. 'Weet je zeker dat je dit wilt doen?'

Ik beet hard op de binnenkant van mijn wang en hoopte dat hij het niet zou merken. 'Mijn ouders hebben gelijk,' fluisterde ik zacht. 'Zonder hen, blijf ik alleen achter. Nu zijn ze misschien niet mijn beste vrienden, maar dat zijn ze een hele lange tijd wel geweest. Ik heb hen nodig. Ik wil gewoon dat alles weer wordt zoals vroeger.'

Javen knikte langzaam. 'Ik begrijp het wel,' gaf hij toe. 'Maar je weet toch dat je nooit meer alleen zal zijn? Ik ben bij je, wat er ook gebeurd. Dat beloof ik.'

'Dat kan je niet beloven,' fluisterde ik. Het deed pijn. Alle hoop deed zo vreselijk veel pijn. 'Want jij woont hier en ik woon in Nederland. Na deze vakantie ben je zo ver weg. Je zal er niet meer voor me zijn wanneer ik instort. Je zal er niet zijn om mijn nachtmerries weg te houden. Ik mag mezelf niet toelaten om hieraan te wennen, als ik zeker weet dat ik het kwijt zal raken.'

Javen keek me geschrokken aan. 'Wat wil je daarmee zeggen?' Hij stapte naar achteren, bij me vandaan.

Ik veegde ruw de tranen uit mijn ooghoeken weg. 'Dat ik het goed moet maken met de vrienden die er wel zullen zijn, voordat ik iedereen om wie ik geef kwijtraak.' Met die woorden draaide ik me om en liep ik verder richting ons huisje.

Javen volgde me niet.

Going OutWhere stories live. Discover now