Hoofdstuk 6

204 20 13
                                    

POV Javen

Ik hoorde alles. Ieder woord dat mijn vader sprak tegen het meisje. Daarvoor haatte ik hem. Ik haatte mijn vader omdat hij opnieuw besloot een keuze als deze voor me te maken. Ik haatte het dat hij me niet de ruimte gaf die ik nodig had, dat hij me nog nooit die ruimte had gegeven.

En zij... Zij trapte in ieder woord dat hij vertelde. Alles wat hij over mijn moeder vertelde was waar, nog iets waar ik woedend op was. Hij vertelde dat verhaal zo makkelijk aan een vreemde. Alleen dit meisje was zeker niet de eerste in een lange tijd. Vorig jaar was er ook een meisje van mijn leeftijd geweest aan wie hij dezelfde vraag had gesteld. Het jaar daarvoor was het een jongen geweest, wie niet eens een stap mijn richting op had durven zetten.

Beiden waren nooit verder gekomen dan één korte conversatie, waarna ze opgaven. Net zoals hun voorgangers.

Dit meisje zou niet anders zijn.

~

De volgende dag stond ik opnieuw laat op. Vanaf mijn bed keek ik uit het raam naar de zee. Er waren weinig mensen, omdat er ook weinig mensen in de buurt woonden. Iedere persoon die niet overnachtte in onze verblijven, moest met de auto komen. Enkele mensen hadden dat ervoor over, maar veel mensen niet.

Een klop op mijn deur haalde me uit mijn gedachtes. Haalde me uit de flashbacks...

'Ik kom straks ontbijten,' zei ik tegen mijn vader, die iedere ochtend weer voor de deur stond. Een tweede klop klonk, terwijl hij normaal na de eerste opgaf. Zou dit weer een van die dagen worden dat hij nog harder probeerde? Iedere keer vertelde ik hem weer dat ik ruimte nodig had, maar hij luisterde nooit.

Zuchtend stond ik overeind van mijn bed. Ik liep naar de deur en trok deze open. Tot mijn verbazing was het niet mijn vader die voor mijn deur stond. Nee, het was het meisje die hij met zijn zielige gepraat zo ver had gekregen om mij te benaderen.

'Wat doe jij hier?' snauwde ik haar geïrriteerd toe. Ze zette geschrokken een stap naar achteren en haar ogen werden wat groter. 'Je bent een gast, dat betekent niet dat je zomaar ons huis door kan lopen.' Deze meid had vreselijk veel lef, of akelig weinig respect.

Het meisje voor me streek haar lange jurk glad, iets wat er nogal uitzag als een gewoonte. Iets wat ze veel vaker deed, misschien omdat ze nerveus was? Het maakte me niet uit. Ik wilde haar hier weg hebben, nu. Dit was absurd.

'Ik vroeg je wat.' Ik keek haar kil aan.

'Hallo, ik ben Alyce,' probeerde ze zichzelf voor te stellen en ze stak haar hand uit. De hand trilde. Types zoals zij waren ook altijd hetzelfde.

Ik lachte emotieloos. 'Hallo Alyce, wat leuk dat je zomaar mijn huis in komt banjeren alsof dat normaal is. Je kan nu wel weer vertrekken.' Ik pakte de deur vast en sloeg hem dicht, maar vlak voordat hij in het slot viel, blokkeerde het.

Alyce had haar voet ertussen gestoken. Ze had geluk dat haar slippers dikke zolen hadden, want anders had dat erg pijnlijk kunnen aflopen. Ze keek naar haar voet alsof ze even moest verwerken dat ze dat echt had gedaan, waarna ze mij weer aankeek.

'Sorry, maar alsjeblieft praat met me,' zei ze op een licht smekende toon. Dat was nieuw.

Ik keek haar aan. Naar de licht wanhopige blik, vervolgens naar de voet die nog altijd tussen de deur stond. 'Ga. Weg,' zei ik ijzig kalm. 'Ik weet wat mijn vader je gevraagd. Ik heb ieder woord ervan gehoord.'

Haar ogen werden groter.

'Ik heb gehoord hoe hij onze persoonlijke verhalen aan een vreemde vertelde, zonder dat zij daar het recht toe heeft. Ik heb gehoord hoe hij je vertelde dat er al lang niemand van mijn leeftijd is geweest, maar ik zal je iets nieuws vertellen. Dat was een leugen.' Terwijl ik de woorden uitsprak kwam ik wat dichterbij de kier van de deur.

Even leek ze van slag. Dit was het moment waar haar voorgangers vertrokken. Weg van mij, van deze persoon die hen niet goed behandelde. Iemand die niet de moeite waard was om hun tijd aan te besteden.

Dit was het moment waarop dit meisje haar handen tegen de deur zette en deze met een harde duw opende. Ik struikelde achteruit door de plotselinge kracht die ze gebruikte en die ik niet zag aankomen.

Opeens stond ze voor me, in mijn kamer. Zij moest wel helemaal gestoord zijn.

'Het maakt me niet uit,' zei ze zacht. Te zacht, zo onschuldig. Dit meisje had geen idee wat ik had meegemaakt. Zij was iemand die altijd een groep vrienden om zich heen had. Iemand die nog nooit iets slechts had meegemaakt in haar leven.

'Dat zou wel moeten. Ik wil je hier niet. Vertrek.' Ik sloeg mijn armen over elkaar en leunde tegen de muur. Ik probeerde een nonchalante houding aan te nemen. Allemaal om te verhullen dat haar plotselinge aanwezigheid midden in mijn kamer me toch van mijn stuk bracht.

'Waarom doe je dit?' vroeg ze toen plots met heel veel kracht in haar stem. Nee kracht was het verkeerde woord, woede.

Ik zette mezelf af tegen de muur en liep op haar af. Ze was de eerste die me deze vraag zo direct vroeg, afgezien van mijn vader en zusje. 'Dat gaat jou niets aan.' Ik stond nu vlak voor haar en ze moest haar hoofd licht opheffen om me recht in de ogen te kunnen kijken.

'Het is egoïstisch.' Ze stapte nu zelf dichter naar me toe. 'Egoïstisch en laf.'

Haar woorden raakten me. Niet op de manier waarop zij waarschijnlijk wilde. Het maakte me woedend. 'Wat weet jij er nou van?' siste ik terug. 'Ik geloof dat ik mezelf nog niet duidelijk heb gemaakt. Je vertrekt, nu.'

Ze leek niet onder de indruk van mijn veranderde houding. 'Prima,' antwoordde ze, waarna ze zich omdraaide en wegliep.

Hard sloeg ik de deur achter haar dicht. De knal echode door het huis en liet de muren trillen. Door de deur heen hoorde ik haar voetstappen de trap af gaan. De voordeur sloeg zacht dicht.

Ik liep terug naar mijn bed. Opnieuw ging ik zitten en keek ik uit het raam. Ik zag haar lopen over het terrein, richting het zwembad. Er lag een handdoek en een kleine tas, waarschijnlijk waren die spullen van haar.

Ik kon het oprecht niet geloven. Hoe kon ze zo opdringerig zijn? Zomaar iemands huis binnendringen alsof het niets was. Meerdere keren had ik haar gevraagd om te vertrekken en dat had ze niet gedaan. Ik voelde me woedend. Ondanks wat mijn vader haar had gevraagd, dit kon ze niet zomaar doen. Haar voorgangers hadden tenminste het respect gehad om het te accepteren als ik hen vroeg om te vertrekken.

Zij stormde zomaar mijn huis binnen, mijn kamer binnen. Wie dacht ze wel niet dat ze was?

Alsof ze mijn blik op haar voelde branden keek ze op naar boven, naar mijn raam. In haar ogen smeulde iets. Het was geen woede. Ik kon het niet plaatsen.

Ze draaide zich weer met haar rug naar me toe. Met felle bewegingen pakte ze haar handdoek en haar tas, waarna ze vertrok naar de zee.

Going OutTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon