Hoofdstuk 43

127 11 1
                                    

POV Alyce

Javen was stiller dan normaal. We liepen door de kleine stad die vlak bij mijn huis lag. Het bestond uit een lange, brede winkelstraat. Midden in de straat lag een strook van gras, waar mensen zaten en genoten van het mooie weer van vandaag. Het was koud, maar de zon maakte al veel goed.

We waren niet langer in Spanje, dat was in ieder geval wel duidelijk. Javen liep met zijn handen in zijn zakken en weggedoken in zijn tas. Ik grinnikte zacht, hij was dat Nederlandse klimaat natuurlijk niet meer gewend.

Iedere keer als ik ergens over wilde beginnen, staakte ik mijn poging al voordat er woorden uit mijn mond kwamen. Javen leek verzonken in gedachten, niet helemaal in het hier in nu aanwezig. Ralph was vanmiddag bij hem geweest en ik wilde zo graag weten hoe dat was gegaan, maar ik wist niet of het aan mij was om daarover te beginnen. Ik moest me ook niet teveel met hem bemoeien. Hij had al genoeg om mee om te gaan, een irritante vriendin die zichzelf overal bij betrok zou hem niet helpen.

'Wat dacht je van een ijsje?' vroeg ik Javen, terwijl ik seinde naar de ijswinkel die we naderden.

Javen zijn passen haperden. Zijn rechterhand schoot naar zijn linkerhand en ik zag hoe zijn duim over het vierkant streelde die hij daar gisteravond op had getekend. 'Ik heb geen trek,' zei hij zacht. 'maar ik kan wel met je mee lopen?' Hij draaide zich naar me toe en glimlachte klein.

'Nee, het is al goed,' stelde ik hem gerust, terwijl ik me afvroeg waar die heftige reactie opeens vandaan kwam. 'Misschien een andere keer dan.'

We liepen weer verder door de winkelstraat, maar eigenlijk hadden we nog geen winkel bezocht.

'Wil je naar huis?' zei ik plots en ik stopte met lopen.

Javen stopte ook en keek me verward aan. 'Hoezo? Wil jij naar huis?' Zijn stem klonk bijna paniekerig.

Gefrustreerd zuchtte ik. 'Het voelt alsof ik hier alleen loop,' zei ik zacht. Tranen brandden achter mijn ogen. Hij was zo dichtbij, waarom voelde hij dan zo ver weg? 'Het enige wat je de afgelopen tijd hebt gedaan, is afstand nemen.'

Ik wist de woorden die ik daarna wilde zeggen nog net binnen te houden, wetende dat het geen woorden waren die ik wilde uitspreken. Waarom ben je hier dan nog? Wat houd je hier?

Javen stapte dichterbij. Hij pakte teder mijn handen vast en trok me uit de mensenmenigte, richting het grasveld in het midden van de straat. 'Sorry,' zei hij schuldig.

Verward staarde ik hem aan.

Een waas van verdriet trok over zijn gezicht. 'Ik weet niet wat ik aan het doen ben,' zei hij zacht en zijn stem brak. Hij wendde zijn ogen naar de grond. 'Ik weet niet hoe ik om moet gaan met alle nieuwe informatie. Ik weet niet hoe ik me moet gedragen in dit land, weg van mijn familie. Ik weet niet hoe ik jouw oma onder ogen moet komen na alles en daarbovenop weet ik niet hoe jij je eronder voelt dat je oma mijn moeder gekend heeft.' Hij stopte even om adem te halen en keek me weer aan. 'Ik weet helemaal niets.'

Het was de wanhoop in zijn stem die ervoor zorgde dat ik direct een stap naar voren zette en mijn armen om hem heen sloeg. Ik klemde hem tegen me aan en voelde meteen hoe hij zijn armen om mij heen legde. Ik voelde zijn onrustige ademhaling, de spanning in zijn lichaam en de paniek die hem over leek te nemen.

'Je hoeft je niet te verontschuldigen,' zei ik zacht. 'Je hoeft je nooit te verontschuldigen.' Ik liet hem los, zodat ik hem aan kon kijken. Ik streek zijn haren, die nog goudkleuriger leken in de zon, wat naar achteren.

Hij haalde diep adem en ik zag hoe zijn blik opnieuw afdwaalde naar het vierkant op zijn hand. Langzamerhand begon ik te merken wat dat betekende. Het waren de herinneringen die op hem af kwamen, die zijn blik op de werkelijkheid beïnvloedden.

'Je kan met me praten,' zei ik zacht tegen hem. 'Als je met me wilt praten, dan ben ik hier. Als je niet met me wilt praten, dan ben ik nog steeds hier.' Ik glimlachte zacht. 'Ik ga nergens heen.'

Javen knikte zacht. Even bleef het stil en staarde hij over de mensenmenigte. Hij bekeek de straat zoals hij die vandaag nog niet had bekeken, alsof hij het nu echt zag. Toen wendde hij zich weer tot mij. 'Misschien heb ik toch wel trek?' zei hij zacht, twijfelachtig.

Er lag een nervositeit in zijn ogen die ik niet kon plaatsen, maar ik wist dat hij het me zou vertellen als hij daar klaar voor was.

'Welke smaken?' vroeg ik met een glimlachje.

'Chocolade en citroen,' antwoordde hij, opnieuw die blik richting het vierkant op zijn hand. Het vierkant die hem terugtrok naar de werkelijkheid.

Ik aaide zacht zijn haren naar achteren en zijn blik vond de mijne op een liefhebbende manier. 'Chocolade en citroen, komt eraan. Als jij hier blijft, dan kom ik straks terug oké?' vroeg ik hem.

Zijn ogen schitterden. 'Oké.'

Ik draaide me om en liep richting de ijswinkel. Tijdens het lopen trok ik mijn portemonnee uit mijn tas. Vlak voordat ik de winkel binnenstapte, keek ik nog even achterom naar Javen. Hij was op het gras gaan zitten en staarde de straat door. Zijn duim volgde keer op keer de lijnen van het vierkant op zijn hand.

Er waren dingen die ik nog niet wist. Dingen die hij me misschien nooit zou willen vertellen. Dat was niet erg. Het enige wat ik wilde, was dat ik hem die kracht gaf om die dingen zelf onder ogen te komen.

Dit leek als een stap in de goede richting.

Going OutWhere stories live. Discover now